De bodem is … een gedrang

Een paar weken geleden heb ik de aanval geopend op het zevenblad in mijn tuin. Voor eens en voor altijd moet het afgelopen zijn met dat smerige plantje, het meest ellendige onkruid van alle tuinonkruiden. Waar mijn tuin grenst aan die van de buurman houdt het zevenblad zich schuil en vandaar onderneemt het elk jaar weer een inval in mijn tuin, als de Taliban vanuit het gebergte van Zuid-Wahiristan.

Zevenblad heeft ondergrondse wortelstokken die overal onderdoor en doorheen lopen. Je moet elke millimeter wortel verwijderen, anders heeft het geen zin. Het beste is de hele bende om te spitten en de grond nauwgezet uit te pluizen op de bleekgele stolonen van het zevenblad.

Terwijl ik daarmee bezig was viel het me op wat een enorme drukte het is in de bodem. In de winter gaan de meeste planten dood, maar de dood blijft beperkt tot de bovengrondse delen. Alle meerjarige planten hebben een wortelstelsel in de bodem dat blijft leven en zodra de temperatuur het toelaat kunnen ze bovengronds hun kop opsteken. Al die wortelstelsels bij elkaar vormen een onontwarbare kluwen die in en door elkaar groeit. Onder onze voeten heerst een wereld waar we geen weet van hebben: de wereld van het grote gedrang.

Op zoek naar de wortels van het zevenblad kon ik de verschillende strategieën van mijn tuinplanten herkennen. Allereerst heb je de strategie van de bolgewassen. Ongetwijfeld is dat de meest effectieve. Je maakt je rond en duwt aan alle kanten om je heen. Geen enkele andere wortel is opgewassen tegen deze duwpartij. Vandaar dat de hyacinthen elk jaar weer opkomen, ook al staan ze midden tussen de andere planten. Door hard om zich heen te duwen, een klein beetje maar, maar wel standvastig, weten ze zich altijd een plekje te veroveren.

Dan heb je de strategie van de ooievaarsbekken. Deze planten maken er een gewoonte van om door de grond te kruipen. Ze hebben stevige wortels, maar vermijden de concurrentie doordat ze vlak onder het oppervlak een stevige mat vormen. Andere planten moeten daar maar doorheen zien te breken.

Een soortgelijke strategie zie je bij planten als dovenetel en hondsdraf. Deze planten proberen zo weinig mogelijk in de grond te wortelen en lopen als het ware over het oppervlak. Verder heb je natuurlijk de bomen en struiken die hun wortels diep de grond in sturen zodat ze nergens last van hebben en bovendien stevig staan.

Het zevenblad heeft zijn eigen strategie die heel succesvol is. De wortelstokken zijn vrij dun maar erg taai. Ze wurmen zich overal langs, doorheen of onderdoor. Zodra ze een geschikt plekje vinden waar nog een beetje ruimte is maken ze een plantje. Het gevolg is dat die plantjes overal opkomen, op de meest onverwachte plekken, tussen de daglelies of onder de hortensia’s waar je dacht dat nog geen onkruid stond. Het zevenblad is een meester in het vinden van nieuwe plekjes.

Dat enorme gedrang van wortels op zoek naar een plek waar ze een plant kunnen maken wordt nog verergerd doordat de planten elkaar met chemicaliën te lijf gaan. Veel planten produceren vergif dat de groei van andere planten belemmert of het onmogelijk maakt dat andere planten zelfs maar in de nabijheid komen.

Dit alles ging door mijn hoofd terwijl ik het zevenblad aan het uitroeien was. In de bodem onder onze voeten is het een gedrang van jewelste. De bodembioloog bestudeert feitelijk een oorlog.