Schuivende panelen en het Hertzberger-effect

Rosanne Hertzberger schreef op 11 november in de NRC: “Politicus is geen toxicoloog”. Het ging over het standpunt van de meerderheid van de EU-lidstaten om de toelating van onkruidbestrijdingsmiddelen met als werkzame stof glyfosaat te beëindigen. Daar is toxicologisch eigenlijk geen aanleiding voor omdat de aanwijzingen voor carcinogeniteit van glyfosaat non-existent zijn, om nog maar te zwijgen van de toxiciteit. De EFSA en de Nederlandse overheid stellen zich daarom op het standpunt dat er toxicologisch niks aan de hand is. Maar, zegt Hertzberger, de politiek moet ook rekening houden met de context: de slechte naam van Monsanto, de weerzin bij het grote publiek tegen bestrijdingsmiddelen, ook als ze in wetenschappelijke zin geen risico vormen, enz., kortom, het Hertzberger-effect.

Elke toxicoloog weet dat het Hertzberger-effect groter en wijder verbreid is dan je denkt. Er zijn verschillende situaties waarin milieuvreemde chemicaliën verboden worden terwijl de toxicologische basis om dat te doen erg beperkt is. De voedseladditieven die als “E-nummers” bekend staan behoren tot de best onderzochte en veilig bevonden chemicaliën die we kennen, maar worden toch door veel mensen met grote afschuw bekeken.

Ook in de wereld van de genetische modificatie speelt het Hertzberger-effect. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is er niks mis met Bt-maïs. Uitgebreide veldstudies in Spanje, over vele jaren, hebben geen enkel duidelijk effect op niet-doelwit-insecten laten zien. Sterker nog, de teelt van Bt-maïs in Nederland zou waarschijnlijk leiden tot een reductie van het gebruik van insecticiden. Het milieu zou er van op knappen. Toch is de publieke opinie zo sterk gekant tegen genetische modificatie dat geen enkele gm-teelt in Nederland voet aan de grond heeft gekregen.

Waar is die argwaan jegens de wetenschap, en bijgevolg de moeizame relatie tussen politiek en wetenschap, op gebaseerd? Wetenschappelijke kennis heeft toch belangrijk bijgedragen aan verbetering van de milieukwaliteit. Er vallen geen roofvogels meer dood uit de lucht vanwege de accumulatie van persistente bestrijdingsmiddelen. De kwaliteit van het oppervlaktewater is aanzienlijk verbeterd, met merkbare gevolgen voor de biodiversiteit van in het water levende insecten. De luchtverontreiniging door zwaveldioxide is sinds de jaren zeventig met een factor 100 gedaald. De (relatief beperkte) investeringen in toxicologisch onderzoek hebben een groot maatschappelijk rendement gehad, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het klimaatonderzoek waar de balans tussen de tonnen wetenschappelijke gegevens en de microgrammen aan maatregelen totaal doorgeslagen is naar de verkeerde kant.

De tijd dat ik zelf te maken kreeg met de relatie tussen politiek en toxicologie ligt al weer geruime tijd achter me, maar het was wel ingrijpend. Ik had in een artikel, een beetje afgekeken van Bas Kooijman maar toch met een eigen draai er aan, een methode voorgesteld om maximaal aanvaardbare concentraties voor stoffen in het milieu af te leiden uit een statistische verdeling van gevoeligheden van soorten die in dat milieu kunnen leven. Bij het congres waar ik dit voor het eerst voorstelde (SECOTOX Kopenhagen, 1988) riep iemand verontwaardigd van achter uit de zaal: “Dit is geen wetenschap!”. Het beleid omarmde de aanpak echter en als “distributie-gebaseerde risicobeoordeling” kreeg het een grote toekomst. Ik zat in een spagaat tussen wetenschap en politiek, in de tijd dat Rosanne nog een peuter was.

Ook in de geneeskunde is de relatie met de politiek aan het verschuiven. Ik was eens op een congres waar men discussieerde over een gestructureerde aanpak om lekenkennis te betrekken bij de ontwikkeling van therapieën. Niet alleen de bewezen effecten van medicijnen of andere behandelingen stonden centraal, maar ook de ervaringen van de patiënt of zijn omgeving konden richtinggevend zijn. Zolang het gaat om praktijkkennis over de therapie ben je als wetenschapper geneigd daar in mee te gaan, maar als allerlei niet-wetenschappelijke argumenten de doorslag gaan geven is het even slikken. Er ontstaat ruimte voor uitkomsten die ten ene male niet wetenschappelijk onderbouwd zijn. Wetenschap wordt als één van de argumenten beschouwd, in plaats van het enige doorslaggevende.

Maar beste collega’s toxicologie, we zullen moeten leren leven met het Hertzberger-effect. Het voedingsonderzoek, het klimaatonderzoek en de geneeskunde hebben er al langer mee te maken. Ook onze panelen gaan schuiven. Dat wil niet zeggen dat we op voorhand politiek water in de toxicologische wijn moeten doen. En als de beker echt giftig is moeten we zeer ernstig waarschuwen. Maar ook moeten we het niet erg vinden als de politiek andere keuzes maakt dan de toxicologie.

P.S. Kort na het schrijven van deze column bleek dat de lidstaten van de EU toch ingestemd hadden met de verlenging van de toelating van glyfosaat.

Verschenen in TCDD 2017-4, blad van de Nederlandse Vereniging voor Toxicologie