Nico van Straalen kruipt in de huid van… de pseudoschorpioen

Meestal prik ik ze eerst vast met mijn palpen en til ze omhoog in de lucht, dan kunnen ze spartelen wat ze willen, maar niet weglopen. Ze komen spoedig tot rust na een beetje van mijn vergif en dan doe ik een paar passen caudaal en kan ik ze lekker leegzuigen. Die half doorzichtige staafvormige beestjes zijn gemakkelijk te verschalken want ze lopen niet snel en kunnen niet springen. Nadat ik er eentje leeggezogen had pikte ik nog een tweede op. Het stomme beest zat zich de hele tijd af te vragen waar zijn maatje gebleven was en bleef rustig wachten totdat het zijn beurt was.

Ik ben erg trots op mijn palpen en vooral op de grote klauwen die erop zitten. Ik heb de grootste spanwijdte van alle mannetjes die ik tot nu toe tegengekomen ben. Steeds als ik een soortgenoot tegenkom daag ik hem uit. Dan gaan we tegenover elkaar staan en heffen onze palpen om te zien wie het grootste is. Tot nu toe moesten alle andere kerels de aftocht blazen.

Mijn grote palpen maken erg veel indruk op de vrouwtjes. Ik heb geen enkele moeite met vrouwtjes te verleiden een spermatofoor van me op te nemen. Ze willen maar wat graag, de schatjes. Ik pak ze vast en dan rijden we een tijdje caudaal en frontaal om in de stemming te komen. Tenslotte zet ik mijn spermatofoor op de grond en trek het vrouwtje er over heen. Ik heb dit al vijf keer gedaan dit seizoen. Het vrouwtje maakt een mooie cocon voor de eitjes. Ze gaat daar in zitten en bewaakt de eieren totdat er jonkies uit komen. Pas als het flinke nimfen geworden zijn komt ze weer tevoorschijn. Ik ben erg blij dat ze zo goed voor mijn jongen zorgt; zelf bemoei ik me daar niet mee.

Soms maak ik zelf ook wel eens een cocon, bijvoorbeeld als ik veilig wil vervellen. Ook maak ik altijd een cocon aan het eind van het seizoen waar ik in kan overwinteren. Men zegt dat wij pseudoschorpioenen eigenlijk een soort spinnen zijn omdat we zo goed zijden kamertjes kunnen spinnen. Maar die gelijkenis met spinnen is oppervlakkig want onze spinklieren zitten in onze cheliceren, niet in ons achterlijf. Ook zegt men dat we lijken op schorpioenen; ook dat is niet waar, want we hebben geen extra achterlijfsegmenten met een gifstekel. Waarom wil men niet accepteren dat wij pseudoschorpioenen gewoon uniek zijn?

Die grote palpen van mij zijn een voordeel bij de voortplanting maar af en toe zijn ze best lastig, vooral als ik snel frontaal wil lopen. Laatst sprak ik een loopkever die mij zag lopen en vroeg: hé pseudoschorpioen, wat loop jij raar! Je loopt achteruit! Ik wist niet wat hij bedoelde; na wat discussie begreep ik het. Het blijkt dat loopkevers maar één kant op kunnen lopen, frontaal, wat ze vooruit noemen. Wij pseudoschorpioenen kunnen zowel frontaal als caudaal lopen. Caudaal noemde de kever achteruit. Hij is daar zelf te stom voor. Waarom heet zo’n beest loopkever als hij maar één kant op kan? Als hij de andere kant op wil lopen moet hij eerst 180º draaien. Wij pseudoschorpioenen lopen zelfs beter caudaal dan frontaal! Sommigen van ons kunnen ook heel goed lateraal lopen.

Doordat wij vrijwel de enige dieren zijn die net zo gemakkelijk caudaal als frontaal lopen hebben wij een geweldig goed richtingsgevoel. Bij vrouwtjes schijnt dat trouwens minder te zijn, maar dat komt vast doordat ze een flink deel van hun leven in die stomme cocon zitten met hun eieren en nimfen.

Toen ik vanochtend die twee staafbeestjes had verorberd kreeg ik zin om de wijk te nemen. Ik had daarvoor al een week niet gegeten. Kennelijk raakt het voedsel hier uitgeput. Vandaar dat ik al een paar uur bezig ben om een lift te spotten. Ik ben vooral op zoek naar kevers die goed kunnen vliegen. De laatste keer dat ik er eentje beet had begon het beest geweldig te spartelen met de poot waar ik me aan had vastgeklampt. Ik viel er uiteindelijk af omdat de kever zijn poot heel hard tegen zijn dekschilden begon te wrijven. Ik weet nu dat ik niet de achterste poot moet hebben, maar de middelste, die is minder sterk.

Kijk, als ik me niet vergis zit daar weer een geschikt kevertje waarop ik mee kan liften. Hup, ik heb je, de middelste poot. Je hoeft niet zo te spartelen, je krijgt me er toch niet meer af. Ga maar rustig de lucht in, goed zo! Zo gaan we lekker, vlieg maar door. Maar niet zo laag vliegen en niet te dicht bij die grote tor komen, kijk uit, oei!

Foto: Theodoor Heijerman