Nico van Straalen kruipt in de huid van… de roofvlieg
Zolang die vliegjes met hun rare danswegingen heen en weer draaien kan ik er geen vat op krijgen. Ze maken bewegingen van halve cirkels, waardoor ik ze niet goed in beeld krijg. Maar je kunt erop wachten: na een tijdje krijgen ze ruzie en gaan ze in elkaars baan vliegen, waardoor er geheid eentje uit balans raakt. Dat gebeurde ook deze keer: een van de vliegen duikelde naar beneden en ik kon hem met een snelle beweging pakken met mijn poten. Hij spartelde behoorlijk tegen, zijn poten schraapten langs tegen mijn ogen, maar ik spoot met mijn steeksnuit wat vergif naar binnen waarna het beest rustig werd. Ik streek neer en na een tijdje kon ik hem gemakkelijk leeg zuigen.
Het spartelen van een prooi in je poten is een van de mooiste momenten in het leven van een roofvlieg. De prooi is reddeloos verloren en jij weet dat je zo straks een heerlijke maaltijd gaat nuttigen. Soms houd ik de prooi nog wat langer vast om het genot nog wat langer te laten duren. We hebben speciale lange haren op onze snuit om te voorkomen dat het tegenstribbelende insect onze ogen beschadigt. Maar dan volgt de genadestoot met de proboscis.
Wij roofvliegen zijn heer en meester over de rest van de entomofauna. Alles is aan ons onderworpen. Wij vreten op wat ons niet gehoorzaamt en omdat we zo ontzettend snel zijn is niemand tegen ons opgewassen. Mijn neef die dol is op sterke verhalen drukte het eens zo uit: “Wij zijn vergelijkbaar met de leeuw van het bos. De leeuw is de koning van de dieren: alles gehoorzaamt aan hem. Zo zijn wij ook de koning van de insecten”.
Wij kunnen het roven niet laten. Ook als larve was ik al een rover. Ik leefde toen hoofdzakelijk van andere vliegenlarven. Nu ik volwassen ben eet ik nog steeds andere vliegen, maar nu doe ik het in de vlucht. Dat wij in de lucht een ander vliegend insect kunnen grijpen is een bijzondere prestatie. Niet alleen moeten wij snel en wendbaar kunnen vliegen maar ook moeten we een goede coördinatie hebben tussen ons gezichtsvermogen en ons bewegingsapparaat, d.w.z. de vleugels en de poten. Die coördinatie vereist goede verbindingen in ons zenuwstelsel, met name tussen ons cerebraal ganglion en ons thoracale ganglion.
Door die goede bewegingscoördinatie en de daarvoor benodigde zenuwverbindingen behoren wij tot de allerslimste insecten, al kun je wel zeggen dat een deel van ons verstand in onze borst zit. Wij mogen ons graag vergelijken met het klootjesvolk onder de insecten, de rupsen. Die beesten zijn zo ontzettend stom omdat ze de hele dag niks anders hoeven te doen dan vreten wat ze voor de bek komt. Als er toevallig geen groenvoer is verhongeren ze gewoon want het komt niet in ze op om een eindje verderop te zoeken. Mijn neef zegt dat planteneters over het algemeen dommer zijn dan jagers. Ongetwijfeld is dat waar.
Omdat wij aan de top van de voedselketen staan hebben we nauwelijks natuurlijke vijanden. We leven dan ook behoorlijk lang, lang genoeg om af en toe een beetje te filosoferen over het leven. Ik behoor zelf tot de oudsten van de roofvliegen, dus ik ken alle verhalen. Volgens een van die verhalen zullen de roofvliegen eens de aarde domineren. Nu zijn dat nog zoogdieren, en vooral mensen, maar hun dagen zijn geteld. Als de mensen uitgestorven zijn zal er een nieuwe intelligente soort komen. Volgens de mythe zal dat een roofvlieg zijn. De reden is dat wij zulke goed werkende hersenen hebben die als het ware een preadaptatie voor intelligentie zijn.
Vorige week heb ik de belangrijkste daad in mijn leven verricht, namelijk het bevruchten van een vrouwtje Ze zat op de rand van een hek. Ik zweefde op een paar cm afstand voor haar, om te testen of ze bereidwillig was. Daarbij zwaaide ik vriendelijk met mijn voorpoten. Op mijn tarsen staat een speciaal bosje haar en als ik dat op de juiste manier beweeg heeft dat een opwindend effect op het vrouwtje. Ik voerde die beweging een paar keer uit en toen gaf ze me een signaal met haar voorpoten. Ze zwaaide ook met de tarsen, ten teken dat ze gereed stond. Vlug vloog ik over haar heen, draaide in de lucht en besteeg haar van achteren.
Of ik nog een vrouwtje ga bevruchten weet ik niet. Ik ben al zo oud geworden dat mijn krachten afnemen. Wij roofvliegen gaan meestal dood van ouderdom. Op een gegeven moment gaan we rustig op de grond zitten waar dan zachtjes het licht dooft. Ik voel dat mijn tijd gekomen is.
Foto: Ab H. Baas