Afrika vrij van polio, Nederland mokt over mondkapjes
Het was een bericht van vorige week dat weinig de aandacht getrokken heeft maar eigenlijk van de daken geschreeuwd had moeten worden als de allergrootste prestatie van 2020: Afrika is polio-vrij verklaard. Na jarenlang werk met intensieve vaccinatiecampagnes tot in dorpen en achterbuurten, in een samenwerkingsverband van alle Afrikaanse landen, met medewerking van traditionele en religieuze leiders, in gezinnen en onder leiding van de Wereldgezondheidsorganisatie, is op 25 augustus 2020 Afrika gecertificeerd als polio-vrij, nadat er zich 4 jaar geen geval had voorgedaan. Alleen in Pakistan en Afghanistan komt nu nog polio voor. Overal elders is het poliovirus uitgeroeid en teruggedrongen tot een paar reageerbuizen in een laboratorium.
Het is een prestatie van de bovenste plank waar het Afrikaanse continent supertrots op kan zijn. In 1995 heerste er nog polio in bijna alle Afrikaanse landen maar nadat Nelson Mandela in 1996 de campagne “Kick Polio Out of Africa” heeft gelanceerd is er veel ten goede gekeerd.
Je zou dus denken dat het wereldnieuws was, maar wat is het geval: in Nederland staan de kranten vol met waanzinnigen die zich in hun grondrechten aangetast voelen als ze af en toe een mondkapje moeten dragen, terwijl de Verenigde Staten zich nota bene onder aanvoering van hun president terugtrekken uit de Wereldgezondheidsorganisatie.
Mensen zouden eens moeten nadenken en zich afvragen waar de echte vooruitgang vandaan komt. Die komt niet van rood aangelopen presidentskandidaten die elkaar de huid vol schelden en ook niet van viruswaarheidaanbidders die het parlement bestormen. Het uitbannen van akelige infectieziektes, de effectieve behandeling van sommige kankersoorten en de enorme verlenging van de gemiddelde levensduur in de afgelopen 50 jaar zijn ook niet bewerkstelligd door antivaxers, alternatieve genezers of kruidenvrouwtjes, zelfs niet door Allah of Jezus, maar door wetenschappers. Medische wetenschappers in laboratoria die begaan zijn met zieke mensen en op een gestandaardiseerde manier, met kleine stapjes voorwaarts en steeds de juiste vragen stellend, er proberen achter te komen waarom mensen ziek worden en wat daartegen te doen is. Maar het lijkt wel alsof het grote publiek dat minder en minder in de gaten heeft. Iedereen vindt het de gewoonste zaak van de wereld om bij een blaasontsteking een pilletje te nemen dat direct helpt en zo te voorkomen dat de ontsteking uitgroeit tot een nierbekkenontsteking of nog iets ergers. In dat pilletje zit een antibioticum waar door biologen jarenlang onderzoek aan gedaan is.
Ik merk aan mezelf en ook aan collega’s dat wetenschappers het zat zijn om uitgemaakt te worden voor van alles en nog wat. Alsof de mening van een wetenschapper die na jarenlang onderzoek tot een conclusie komt gelijk staat aan het onderbuikgevoel van de eerste de beste persoon die er ook iets van vindt. Wat ik zie is dat er wetenschappers zijn die onzeker worden in zo’n situatie, zich niet meer durven uit te spreken en teveel meegaan in het sentiment van “let niet op mij, het is maar een mening”.
Hoe krijgen we Nederland weer op het normale spoor, vraag ik me af? Een spoor waarin we ons druk maken om de werkelijke dingen die belangrijk zijn voor de toekomst, zoals het herinrichten van de economie op een manier die duurzaam vol te houden is en geen beslag legt op meer en meer milieuruimte. Ik wil pleiten voor een campagne, misschien onder leiding van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, om terug te vechten, tegen de anti-wetenschappelijke houding onder het grote publiek, de neiging om overal direct iets van te vinden, ook al heb je er niet de ballen verstand van en de neiging om af te geven op alles dat intellectueel ruikt. Hoe je dat moet aanpakken laat ik graag aan de wetenschappers over.