Alles goed, Ma
Nota bene op de dag van mijn verjaardag stond ik ‘s-morgens om half acht naakt voor het raam. Dat kwam zo: ik wilde net gaan douchen toen mijn vrouw om hulp riep. Ze had het gordijn een beetje te wild opengetrokken waarbij een deel van de rails naar beneden kwam. Om het niet erger te maken stond ze met het gordijn en het losse deel van de rails op een trapje de zaak omhoog te houden. Zo kwam het dat ik volledig bloot in de vensterbank ging staan om de gordijnrails vast te houden, ten aanschouwen van de buurt. Terwijl ik daar stond waande ik me in een column van Sylvia Witteman, maar het was mijn eigen column: “Ook goedemorgen, buurvrouw; alles goed Ma, ik ben alleen maar aan het helpen”. Gelukkig gebeurde dat niet. We wisten met zijn tweeën het gordijn van de rails te krijgen en later op de dag heb ik het ding opnieuw tegen het plafond vastgezet.
Dat ik vergat dat ik me in die toestand niet aan de buurt kon vertonen kwam natuurlijk doordat het mijn vrouw was die mijn hulp inriep. Maar er zit ook iets bij van een natuurlijke neiging om iemand te helpen, waar je niet over nadenkt, zonder bijbedoelingen. Het geeft je een goed gevoel als je door een simpele handeling iets kunt oplossen waar iemand anders geen raad mee weet. De aardlekschakelaar terugzetten, de standaard van een fiets vastzetten, de kachel aan de praat krijgen, een vastzittend slot repareren, ik noem alleen de dingen die me de afgelopen week overkwamen. In tegenstelling tot huisgenoot P van Sylvia schep ik er plezier in om zulke dingen op te lossen. Ik ben helemaal geen technicus, maar wel technisch genoeg om de meeste huis-tuin-en-keuken-klusjes te doen. Ik vind het moeilijk te begrijpen dat andere mensen daar tegenop zien, want meestal is het gewoon een kwestie van proberen, geduld hebben en prutsen, net zo lang tot het lukt.
Waarom schep je er plezier in om andere mensen uit de brand helpen? Het gaat niet om het oogsten van dankbaarheid, volgens mij, het is een diepe biologische aandrang. De neiging om soortgenoten te helpen, zonder daarvoor iets terug te verwachten is wijdverbreid in het dierenrijk, vooral onder sociale dieren zoals primaten. Beroemd is de scene die beschreven wordt door Frans de Waal bij zijn studies aan chimpansees. Hij nam waar dat deze dieren herhaaldelijk soortgenoten helpen, bijvoorbeeld als een jonge chimpansee in een boom geklommen is en hij niet weet hoe hij eruit moet komen. Het gedrag van de helper noemt men cognitieve empathie, omdat het gepaard gaat met een inschatting van de inwendige toestand van de ander. Je ziet iemand anders en je begrijpt dat die ander in nood is en dat motiveert je om de ander te helpen. Vervolgens krijg je een fijn gevoel, dat met die handeling geassocieerd wordt. Door evolutie is die associatie versterkt want het gedrag versterkt je positie in de groep en vergroot de kans om nakomelingen te krijgen. Door evolutie ga je handelingen die een fijn gevoel geven automatisch uitvoeren.
Zo beschouwd kun je dus zeggen dat mijn hulpvaardig gedrag voor het raam en de cognitieve empathie van De Waal’s chimpansee, feitelijk een vorm zijn van egoïsme: je doet het omdat je beloond wordt. Wij projecteren dat fijne gevoel vervolgens in de maatschappij als iets dat gewenst is, als een maatschappelijke norm, maar feitelijk is een individuele ervaring met een biologisch-evolutionaire basis.
Ik beroep me hierbij ook op de winnaar van de Nobelprijs voor literatuur 2016. Op mijn verjaardag bevond ik me in goed gezelschap want Bob Dylan zong al in 1965: “Goodness hides behind its gates, but even the president of the United States sometimes must have to stand naked”. But it’s alright Ma, I’ am only seventy!