Als je houdt van sneeuw, zoek de gletsjervlo

Kijkend naar de sneeuw, de spelende kinderen en de witte bedekking op de daken, kreeg ik opeens een aanval van chionofilie: liefde voor sneeuw. Ik had het woord zelf verzonnen, met behulp van mijn Griekse woordenboek en ik dacht origineel te zijn. Maar in het Nederlands bestaat al het woord chionofobie, dat is angst voor sneeuw.

Bij verder zoeken bleek het woord chionofiel wel te bestaan in het Engels. Daar wordt het gebruikt voor dieren die houden van sneeuw. Er bestaat bijvoorbeeld een gletsjervlo, wat eigenlijk geen vlo is maar een springstaart. Hij wordt vooral gezien wanneer er sneeuw ligt. Er zijn zelfs meerdere springstaartsoorten die op sneeuw en ijs voorkomen en gletsjervlo genoemd worden. Met duizenden dieren tegelijkertijd zwermen ze uit over het sneeuwoppervlak. Een kolonie van gletsjervlooien ziet eruit als een bewegende blauwe doek op een witte ondergrond. En in Nederland komt ook een chionofiele schorpioenvlieg voor. Die wordt sneeuwspringer genoemd. Ze presteren het zelfs om open en bloot op de sneeuw te copuleren. Als dat geen sneeuwliefde is!

Wat doen die beestjes daar, vraag je je af. Ze lopen niet toevallig op de sneeuw, ze komen expres uit de bodem tevoorschijn om over de sneeuw te huppelen. Je zou denken onder de sneeuw is het warmer en veiliger, maar kennelijk is dat geen overweging voor ze. Het lijkt erop dat ze op de sneeuw lopen om ergens anders te komen. Onder de sneeuw is niks te beleven. Op de sneeuw is het avontuur! Je moet wel goed tegen de kou kunnen natuurlijk, maar dat kunnen ze. De zonnestraling maakt ze extra warm zodat ze actief kunnen zijn. Het gevaarlijkste is nog de UV-straling die op het witte oppervlak erg fel kan zijn, maar daarom zijn ze donkerblauw.

Gletsjervlooien eten aan de randen van het sneeuwoppervlak van algen die op boomstammen en takken groeien. Met zijn duizenden vallen ze erop aan, zodat ze steeds weer moeten verkassen naar een andere plek. Maar dat gaat nu juist zo lekker op de sneeuw.

Ik moest denken aan mijn chionofiele ervaring, jaren geleden, toen ik, jongen van 11 jaar, tijdens een strenge winter met heel hoge sneeuwbergen overal langs de wegen een sneeuwkasteel bouwde. Dat kasteel had allerlei gangen en verschillende geheime kamers; het was een wereld op zich, voor mij en mijn vrienden. Vanuit het kasteel kon je sneeuwballen gooien naar voorbijgangers die jou niet zagen. Je kon je niet voorstellen dat het fort na een tijdje weer zou verdwijnen. Soms zijn ervaringen in je jeugd zo indrukwekkend dat je er je hele leven mee blijft rondlopen. Door dat sneeuwkasteel in de winter werd ik voorbestemd om chionofiel te worden.

Mijn chionofilie kreeg een tweede impuls, een soort herhaalde inenting, toen ik jaren later in de Amerikaanse staat Utah was, in de buurt van Salt Lake City. Na de vergadering waarvoor ik kwam nodigde de organisator ons uit voor een tocht door de sneeuw met snowscooters. Ik weet niet of ik het nu nog zou doen want die krengen maken een hoop herrie en gebruiken veel brandstof. Maar het uitzicht dat je had op de besneeuwde bomen, velden en bergruggen was onbeschrijfelijk. Ik wist wel dat sneeuw mooi was maar vanaf die tijd ben ik dubbel chionofiel geworden.

Maar het toppunt van chionofilie is natuurlijk het vinden van de gletsjervlo. Het dier komt voor zover ik weet niet in Nederland voor, maar wel in de Alpen en ook in Scandinavië, dus waarom niet in Nederland? Misschien kunt u me helpen? Als u niet chionofoob bent en ook geen schorpioenvlieg, maar gewoon lekker in de sneeuw wandelt, kijk dan eens naar beneden bij een bosrand of een heidegebied en vind de gletsjervlo, de eerste waarneming voor Nederland!