Berenjacht in Zweden
“Heb je daar ook al verstand van?” zei mijn vrouw toen ik vertelde dat ik opgebeld was door Radio 1 om te praten over de effecten van de berenjacht in Zweden. Maar het was geen jachtprobleem waarover ze mijn commentaar wilden horen maar een evolutieprobleem. De beperkende maatregelen die de Zweedse regering oplegt aan de jacht op bruine beren beïnvloeden de evolutie van de levenscyclus van deze dieren.
Evolutiebiologen weten dat diersoorten die bejaagd of bevist worden vaak een evolutionaire verandering laten zien in de richting van snellere groei, vroege volwassenheid en meer nakomelingen. Het gaat niet van de ene dag op de andere, het duurt een aantal generaties. Namelijk, bij alle dieren is er genetische variatie voor kenmerken van de levenscyclus. Koolmezen die grote legsels produceren krijgen jongen die gemiddeld ook veel eieren leggen. Zalmen die snel groeien krijgen jonkies die ook bovengemiddeld snel groeien. Als grote legsels of snelle groei voordelig zijn zal van de ene generatie op de andere het aantal veel-leggers en snel-groeiers toenemen ten opzichte van de zuinige leggers en de langzame groeiers; als dat een tijdje door gaat zie je een verandering in de levenscyclus: evolutie waar je bij staat!
Ook bij de mens is het zo. Vrouwen die jong beginnen met menstrueren of die laat in de overgang komen, krijgen kinderen die ook jong menstrueren of laat in de overgang komen. Omdat zulke vrouwen gemiddeld ietsje meer kinderen krijgen neemt hun relatieve aantal toe. Zo schuift de gemiddelde leeftijd bij menopauze steeds verder op, niet alleen door goede voeding, maar ook door evolutie.
Bevissing of bejaging is een heel sterke factor in het evolutionaire krachtenspel. Bij vissen in de Noordzee zie je haast geen grote kabeljauwen meer. Snel volwassen worden heeft een voordeel als de kans om uit het leven weggerukt te worden groot is. Het hele dierenrijk wordt opgejaagd: alles vlug, vlug, is de beste strategie om de invloed van de mens te overleven.
Maar nu het nieuws: bij de beren in Zweden is het omgekeerde aan de hand. Dat komt doordat de Zweedse overheid al sinds jaar en dag de jagers verbiedt om vrouwtjes te schieten die rondlopen met jongen waar ze voor zorgen. Bij de bruine beer is de verzorging van jongen sowieso erg lang: 1,5 tot 2,5 jaar. Dat zie je wel vaker bij dieren die leven in noordelijke streken: om de jongen een goede overlevingskans te bieden in barre klimaatomstandigheden worden ze lang bij de moeder gehouden. Maar doordat de beren met jongen niet geschoten worden gaan ze nog langer voor hun jongen zorgen. Ze doen dat niet bewust natuurlijk; het is een kwestie van evolutionair voordeel. De moederberen die een aanleg hebben voor langdurige zorg lopen minder kans om afgeschoten te worden en krijgen vervolgens jongen die datzelfde doen. Een Zweedse onderzoeksgroep heeft dit allemaal uitgezocht. In 1995 was er geen enkele beer die zijn jongen langer dan 1,5 jaar verzorgde terwijl sinds 2005 meer dan een kwart van de beren een periode van 2,5 jaar aanhoudt. Het gevolg is wel dat de beren ook minder jongen krijgen maar kennelijk weegt de betere overlevingskans daar tegen op.
De beren in Zweden worden dus door de jacht niet opgejaagd, ze gaan het juist langzamer aan doen, een uniek effect. Vanwege dit mooie evolutionaire verhaal stond ik klaar om op Paaszaterdag naar Hilversum af te reizen, maar of het nu kwam door de Matthäuspassion of niet, vrijdagavond bleek dat het onderwerp gesneuveld was in het geweld van dingen die allemaal op de radio moesten zoals De Mocro-oorlog, het nieuwe boek van Maarten ‘t Hart en de overleden Stephen Hawking. Dat is vaak het lot van biologische onderwerpen. Maar niet getreurd, de evolutie heeft de tijd, en Nico ook.