Bij de spinnen af

Op de afdeling waar ik vroeger werkte was een professor die jarenlang onderzoek heeft gedaan aan het gedrag van wolfspinnen. Dit zijn stevige spinnen, meestal zwart, die langs de bodem jagen op andere dieren en erg houden van in de zon zitten. Hun baltsgedrag is onder biologen heel bekend. Het mannetje is uren bezig om het vrouwtje gerust te stellen, zwaaiend met zijn palpen, zodat hij haar kan benaderen voor de paring. Professor Vlijm heeft zelfs een hele film opgenomen over dat gedrag, in zwart-wit, maar met haarscherpe opnames van de spinnen.

Jarenlang liet Vlijm stukken van de film zien aan de biologiestudenten van de VU. Daarbij deed bij ook zelf het gedrag van de mannetjespinnen na, voor in de collegezaal, zwaaiend met zijn armen, trillend omhoog en langzaam neergedaald, afwisselend links en rechts. Bij zijn begrafenis mocht ik een klein in memoriam voordragen, waarbij ik dat gedrag nog heb nagedaan. Vlijm was een kleurrijk figuur die een beetje toneel bij zijn uitvaart vast had gewaardeerd.

Aan het einde van de film kwam er altijd een moment waarop de hele zaal met studenten uitbarstte in een “oh!”. Als de moederspin bevrucht is verpakt ze de eieren in een cocon die ze lange tijd met zich meedraagt aan haar achterlijf. In de zomer zie je vaak wolfspinnen met zo’n cocon hard over de grond rennen. Als de eieren uitkomen klimmen er tientallen jonge spinnetjes uit de cocon op de rug van de moeder. Na een tijdje zit de moeder vol met jonge spinnetjes, maar ze heeft daar een hekel aan. Ze schudt ze van zich af en de spinnetjes worden achtergelaten op de grond, terwijl ze loopt. Zo draagt ze bij aan het vergroten van het leefgebied van de soort. Nu is er in de film één spinnetje dat het een hele tijd volhoudt. Het kleine ding zit uiteindelijk als enige nog op het achterlijf van de moeder. Maar uiteindelijk valt ook hij eraf. Vervolgens krijgt hij nog een trap na van de moeder waardoor hij een eindje door de lucht vliegt. Dat is het oh-moment.

Bijna alle dieren die leven in de bodem, niet alleen spinnen, ook wormen, slakken en insecten, besteden weinig aandacht aan hun jongen. Vaak legt het vrouwtje haar eieren in de grond, soms met een beetje voedsel erbij en kijkt er niet meer naar om. De jongen moeten zichzelf redden. De enorm uitgebreide broedzorg die we zien bij zoogdieren en vogels is bij ongewervelde dieren grotendeels afwezig. De wolfspinnen en de andere bodemdieren laten zien dat je als jong dier, zodra je op eigen benen kunt staan, de wijde wereld in wilt. Je wilt weg van de plek waar je broertjes en zusjes op een kluitje bij elkaar zitten. Op die plek ben je namelijk met veel, je zit elkaar in de weg, het voedsel raakt op, je zoekt zo snel mogelijk je eigen weg.

De drang om weg te trekken bij je ouders vandaan is ook voor de mens een natuurlijke, aangeboren neiging. Ik ben misschien zelf niet een typisch voorbeeld, ik woonde al in een internaat vanaf mijn twaalfde jaar, maar het had wel tot gevolg dat ik me volwassen voelde toen ik zestien was. De tegenwoordige jeugd zit in een totaal andere situatie. Vanwege de hopeloze woningmarkt is er geen plek om naar toe te verhuizen. Er is niemand meer die wat bij wil verdienen door zijn zolderkamer te verhuren aan een student. Veel stellen bewonen lange tijd twee huizen. Huizen staan leeg omdat ze te duur zijn. Ouderen blijven noodgedwongen in een grote eengezinswoning wonen omdat er geen kleinere, voor senioren geschikte, woningen zijn. De woningnood komt niet door de groei van de bevolking maar doordat we met hetzelfde aantal mensen steeds meer huizen nodig hebben. Maar de jeugd is daarvan de dupe. De woningmarkt frustreert de natuurlijke neiging van de jeugd om de wereld in te trekken. Het is bij de spinnen af. Nee, was het maar bij de spinnen af.