Bodemdierendagen

Het is de week van de bodemdieren en het is ook mijn week want ik heb toevallig deze week de drukproeven gecorrigeerd van mijn boek over bodemdieren. Het was een enorme klus, ik heb er jaren aan gewerkt, met tussenpozen, want geregeld heb ik het laten liggen. De uitgever werd helemaal radeloos van mij want ik hield me aan geen enkele deadline. Maar vanaf eind vorig jaar heb ik een eindspurt ingezet, het manuscript heb ik van het voorjaar ingeleverd en begin september kreeg ik de drukproeven.

U vraagt zich natuurlijk af, valt er zoveel te vertellen over bodemdieren dat je er een heel boek over kunt schrijven? Ja, er valt erg veel over te vertellen. Ik heb me nog ingehouden met krap 400 bladzijdes. Bodemdieren zijn extreem belangrijk voor de natuur, daarom ben ik ook zo blij met de bodemdierendagen.

Een aantal Nederlandse universiteiten en onderzoeksinstituten, plus natuurorganisaties en scholen hebben zich verenigd in een initiatief om aandacht te vragen voor bodemdieren. Ze roepen iedereen op om in aanloop naar Werelddierendag op 4 oktober op safari te gaan in de eigen omgeving. Welke bodemdieren zie je? Het resultaat geef je door via de website van bodemdierendagen. Je draagt zo bij aan wat men tegenwoordig noemt “burgerwetenschap”: het inschakelen van vrijwilligers bij het doen van wetenschappelijk onderzoek.

Als eerste vind je natuurlijk wormen maar die zijn niet alleen in de bodem. Als je verder zoekt vin je pissebedden, duizendpoten, miljoenpoten, kevers, mieren, spinnen, hooiwagens en slakken. De meeste van deze dieren zijn met een beetje geduld en een handige soortenkaart wel op naam te brengen. Voor het kleinere grut, zoals springstaarten, mijten en aaltjes heb je een microscoop nodig, dus dat is lastiger. En de vele insectenlarven die in de bodem zitten zijn zelfs voor biologen moeilijk te herkennen. Toch kun je met burgerwetenschap een heel eind komen.

Een reden om de belangstelling van het grote publiek voor bodemdieren te stimuleren is dat het bergafwaarts gaat met het bodemleven. Door de voortdurende uitbreiding van bebouwing en infrastructuur blijft er steeds minder vrije bodem over. Alles komt onder asfalt, beton en tegels te liggen. De resterende bodem wordt steeds intensiever gebruikt. Er zijn geen rommelplekjes meer. Tuinen worden bestraat en omgevormd tot een verlengde van de huiskamer. De bodemdieren trekken zich terug op de overgebleven plekjes.

Als we denken aan de dramatische achteruitgang van de biodiversiteit in de afgelopen vijftig jaar denken we in eerste instantie aan vogels, vlinders en bijen. Maar het verlies van bodemdieren heeft zo mogelijk nog grotere effecten. Als er geen plek meer is voor regenwormen is er geen voedsel voor de merels en de rest van de voedselketen. Als er geen plek meer is voor pissebedden en slakken stokt de compostering van de bodem, de zaak verzuurt en de soortenrijkdom verarmt. Je wilt niet weten hoeveel bovengrondse dieren, van egel tot lijster, van fazant tot groene specht, afhankelijk zijn van bodemdieren als voedsel.

Als het slecht gaat met de bodem gaat het slecht met de hele biodiversiteit. Maar het rare is: we weten niet goed hoe slecht het gaat. Niemand houdt de bodemdieren bij. Er bestaan talloze natuurclubs die kijken naar vogels, vlinders en libellen, maar met je handen in de bodem wroeten dat doen niet veel mensen. Daarom is het zo belangrijk dat één keer per jaar iedereen zich verdiept in de bodem van zijn eigen omgeving.

Dus hup, haal een schep uit de schuur, steek een kluit uit van 20 x 20 x 20 cm en spreid de grond uit op een wit oppervlak. Alles uitpluizen en goed kijken tussen de plantenwortels. Hoeveel regenwormen tel je? En tot welke soorten behoren ze? Makkelijk zat, mijn boek heb je er niet bij nodig. Zo brengen we met zijn allen de biodiversiteit in kaart.