Brief aan Droogstoppel
In het boek “Max Havelaar” van Multatuli, een meesterwerk van de Nederlandse literatuur, maakt Batavus Droogstoppel, makelaar in koffi aan de Lauriergracht no. 37, in de Kalverstraat kennis met een hem onbekende man die een soort van sjaal over zijn schouder draagt. Deze Sjaalman stuurt hem later een brief met een groot pak. Het “pak van Sjaalman” blijkt te bestaan uit 147 documenten, verhandelingen en opstellen over allerlei onderwerpen. Eén daarvan heet “Over de uitvinding der kuisheid” en Droogstoppel voegt eraan toe “Dit begryp ik niet”.
De Vrije Universiteit heeft in het afgelopen jaar een serie lezingen georganiseerd over het pak van Sjaalman. Wetenschappers van allerlei pluimage werden uitgenodigd om vanuit hun deskundigheid commentaar te leveren op één van de onderwerpen in het pak. Mijn bijdrage, uitgesproken afgelopen dinsdag, recapituleer ik hier in de vorm van een brief aan Droogstoppel.
“Waarde Droogstoppel, u stelt dat u de uitvinding der kuisheid niet begrijpt. Laat me het u uitleggen. Ik ga er van uit dat Sjaalman met “kuisheid” doelt op zelfbeheersing ten aanzien van seksueel gedrag en beperking van geslachtsverkeer tot het huwelijk. Mijn verklaring is simpelweg dat kuisheid een evolutionaire verworvenheid van de mens is die samenhangt met de groei van de hersenen. Het is ontstaan (noem het “uitgevonden” zo u wilt) doordat kuis gedrag een optimale strategie was in de evolutie van de mens. U vraagt natuurlijk welk bewijs ik daarvoor heb.
Onder evolutiebiologen is bekend dat de seksuele verschillen in lichaamslengte in de loop van onze evolutie zijn afgenomen. Bij veel apen en andere zoogdieren zijn de mannetjes groter dan de vrouwtjes en bovendien voorzien van zware hoektanden of een vervaarlijk uiterlijk. Men noemt dat seksuele dimorfie. Dit komt vooral voor als één man meerdere vrouwen heeft en moet concurreren met andere mannen. Dan is het gunstig om groot en vervaarlijk te zijn. Er is dan ook bij diverse diergroepen een vrij sterk verband tussen het aantal vrouwen in de harem en de mate van seksuele dimorfie. Dat is al aangetoond door Richard Alexander, hoogleraar dierkunde aan de Universiteit van Michigan, in 1979.
Ook de eerste mensachtigen hadden nog een grote dimorfie, variërend van 44 tot 26% bij de uitgestorven soorten die leefden van 4,5 tot 2,5 miljoen jaar geleden. Maar daarna is de dimorfie afgenomen, tot ongeveer 8% bij de moderne mens. Mannen en vrouwen zijn steeds meer aan elkaar gelijk geworden. Volgens Alexander komt dit doordat de mens steeds meer als kerngezin ging samenwonen. Met de grote hersenen die de mens kreeg vanaf 2 miljoen jaar geleden, konden kinderen heel veel leren en dat was gunstig. In zo’n situatie is het voordelig als vader en moeder samen de kinderen opvoeden en lange tijd bij elkaar blijven. Dat bleek een van de succesfactoren van de mens. De sterke concurrentie tussen mannen verdween en daarmee ook de seksuele dimorfie. In plaats daarvan ontstond een sterke paarbinding tussen man en vrouw waardoor ze bij elkaar bleven. Die kennen we als verliefdheid.
Ik wil niet beweren dat onze evolutionaire geschiedenis voorschrijft hoe we vandaag de dag moeten leven, ik geef alleen aan dat kuisheid een deels biologische basis heeft en geëvolueerd is.
Er valt nog veel meer over te zeggen, waarde Droogstoppel. Om u niet al te veel te belasten heb ik allerlei nuances weggelaten. Maar kom gerust een keertje de cursus Humane Evolutie volgen aan de VU.”