Darwins vinken of Wallace’s Braziliaanse vogels?

Op 30 september 1848 zat Alfred Russel Wallace, bioloog en avonturier, aan de oever van de Amazone te kijken naar de enorme rijkdom van het dierenleven om hem heen. Hij was in het voorjaar van 1848 uit Liverpool vertrokken voor een reis naar tropisch Brazilië om dieren te verzamelen voor het Britse Natuurhistorisch Museum in Londen. In die tijd ondernamen verschillende Europese jongemannen van zulk soort reizen. Gewapend met een stikpot voor de insecten en een geweer voor de vogels trokken ze het oerwoud in, verzamelden dieren die ze prepareerden en in kisten naar Londen stuurden. Wallace leefde daarvan. Alle dieren die hij ving waren nieuw en nooit gezien in Europese musea.

Maar op die dertigste september moest hij 2 weken uitrusten om zijn hand gelegenheid te geven te herstellen. Hij had namelijk een week eerder een ongelukje met zijn geweer gehad. Hij pakte het ding beet bij de loop, maar het ging af en de kogel schampte langs zijn hand. Die rustperiode besteedde hij aan het prepareren van zijn verzameling in het huis van een Britse collega in het dorpje Olería, dichtbij de stad Pará, het huidige Belém, op de zuidoever van de monding van de Amazone.

Hij keek naar de weelde aan vogels en met name hoe ze hun voedsel verzamelden en hij noteerde in zijn dagboek: “In alle boeken over natuurlijke historie lezen we voortdurend in detail over de wonderlijke aanpassingen van dieren aan hun voedsel, hun voedingsgewoontes en de plaatsen waar ze voedsel vinden. Maar nu beginnen we verder te kijken en in te zien dat er andere principes moeten zijn die de oneindige variatie van dierlijke vormen reguleren. Het moet iedereen opvallen dat de aantallen vogels en insecten van verschillende groepen die nauwelijks op elkaar lijken maar zich toch voeden met hetzelfde voedsel en op dezelfde plaats voorkomen, niet alleen voor dát doel zo sterk verschillend van elkaar gebouwd of versierd kunnen zijn.”

Deze passage trof me. Wallace is bekend als de bioloog die, toen hij 10 jaar later op expeditie was in de Maleise archipel, een brief schreef aan Charles Darwin met zijn opvatting over evolutie. Darwin schrok daarvan want hij zag dat Wallace hetzelfde idee had als hij. Vervolgens werd de brief van Wallace samen met een toegevoegde brief van Darwin voorgelezen in een vergadering van de Linnean Society, op 1 juli 1858. Dat markeerde het begin van de evolutietheorie. Een jaar later publiceerde Darwin zijn boek “On the Origin of Species”, dat onze kijk op de levende natuur blijvend veranderde.

Wallace was dus zeer instrumenteel in de ontwikkeling van de evolutietheorie. Als hij die brief, verzonden vanuit het eiland Ternate van de huidige Molukken, niet had geschreven, had het misschien nog wel een paar jaar geduurd voordat Darwin dat boek van hem had gepubliceerd. Wallace wordt altijd afgeschilderd als iemand die onafhankelijk van Darwin de evolutietheorie uitgevonden had. Maar uit de passage die ik hierboven citeerde, overgenomen uit het boek van Wallace over zijn reizen in Zuid-Amerika, blijkt dat het anders ligt.

Wallace beweert namelijk, kijkend naar de talloze Braziliaanse vogels met hun verschillende snavels, die allemaal hetzelfde voedsel eten op dezelfde plaats, dat de biologen die daar allemaal aanpassingen in zien, een achterhaald idee aanhangen. Er moeten andere principes zijn, zegt hij. Nota bene gaat een van de klassieke evolutieverhalen precies hierover. De grondvinken van de Galapagoseilanden, ook genoemd Darwins vinken, vertonen een variatie in snavelvorm die een perfecte afspiegeling is van hun voedingswijze. Soorten die harde noten eten hebben een forse, brede snavel en soorten die insecten eten hebben een smalle, dunne snavel. Kijk eens hoe mooi de snavel is aangepast aan de voedingswijze, zegt de evolutiebioloog. Darwins vinken zijn bij uitstek het bewijs voor evolutie. Maar Wallace, medegrondlegger van de evolutietheorie, zei in 1848 nog precies het omgekeerde.  Ontdekkingen gaan zelden zo rechtlijnig als in de boekjes wordt gepresenteerd.