De bescherming van walvissen moet van de consument komen

In december vorig jaar kondigde Japan aan dat ze uit de internationale walvisvaartcommissie stapt. In juli 2019 gaat Japan de commerciële walvisvangst hervatten nadat ze meer dan 30 jaar min of meer meegedaan hadden aan de internationale afspraken om de walvisvaart te beperken. Een schandalige beslissing, vond ik. Hoe kun je nu als modern ontwikkeld land toestaan dat zulke prachtige dieren als walvissen afgemaakt worden, alleen maar omdat je hun vlees zo lekker vindt. Japan stelt zich op als een barbaar. Het past helaas wel in deze tijd waarin grote landen ter wereld geleid worden door lomperds en pummels die moeizaam bereikte internationale afspraken naast zich neer leggen.

De Japanners hebben er wel bij gezegd dat ze de jacht zullen beperken tot hun eigen economische zone en geen expedities zullen organiseren naar de Zuidelijke IJszee, waarbij ze continu in conflict kwamen met Australië. In 2014 heeft Australië Japan voor het Internationale Gerechtshof gesleept om een eind te maken aan die jacht in het zuiden, waarna Japan er, naar eigen zeggen binnen de beperkingen van de rechterlijke uitspraak, toch mee doorgegaan is.Japan is trouwens niet het enige land dat zich onttrekt aan de internationale afspraken. Ook IJsland, Noorwegen, Rusland, China en Korea hebben hun walvisvaart altijd beschermd.

Ik stak mijn licht op bij Peter Reijnders, hoogleraar mariene zoogdierecologie en –beheer in Wageningen, die Nederland decennia lang heeft vertegenwoordigd inde internationale walvisvaartcommissie. Hij stelde dat het grootste risico is dat andere landen zich nu ook gaan terugtrekken uit de walvisovereenkomst. Japan kreeg altijd veel steun in de commissie, waarbij gefluisterd werd dat daar grote sommen ontwikkelingsgeld tegenover stonden. Gaan de walvisvarende landen zich nu aaneensluiten of een nieuwe commissie opzetten? Dan zal het huidige verdrag geen waarde meer hebben en komen ook andere activiteiten van de walvisvaartcommissie zoals onderzoek naar verontreinigingen, geluid, bijvangst en klimaatverandering in gevaar. Het lijkt me geen prettig scenario.

Japan zegt dat ze de walvispopulaties “duurzaam” gaat exploiteren. Maar de internationale gemeenschap heeft straks geen zicht meer op hoeveel Japan vangt, welke soorten, hoe ze hun berekeningen van de stand doen en hoe ze hun vangsten gaan rapporteren. En gaan ze weer met harpoenen jagen in plaats van met de traditionele netten? De dwergvinvissen in de Japanse en Koreaanse wateren behoren tot een unieke populatie die anders dan andere dwergvinvissen zich voortplant in de zomer in plaats van in de winter. Deze populatie komt ongetwijfeld in gevaar.

Er zit één voordeel aan de Japanse beslissing. Er komt een einde aan de schijnheiligheid die gepaard ging met de zogenaamde vangst voor wetenschappelijke doeleinden. Japan hield altijd vol dat ze walvissen ving ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. Als je de dieren dan toch ving kon je net zo goed het vlees op de markt brengen, zo luidde het credo. Gelukkig is dat verhaal nu afgelopen.

Hoe de walvisstand zich gaat ontwikkelen als Japan weer commercieel gaat jagen is moeilijk te zeggen. Misschien valt het wel mee, las ik in een artikel in het tijdschrift Science van 11 januari. De consumentenmarkt voor walvisvlees daalt gestaag. Japanners hoeven geen walvisvlees meer, ondanks grote promotiecampagnes zoals de verstrekking van gratis walvisvleesburgers op middelbare scholen. Als er geen markt meer is wordt het te duur om commerciële walvisschepen in de vaart te houden. Hopelijk zal de consument de walvisvaart tot stilstand brengen.

Ooit was Nederland ook een walvisvarend land, waarbij het Noord-Hollandse dorp De Rijp een van de centra was. In museum In ’t Houten Huis kunt u daar van alles over bekijken, zeer de moeite waard. Maar gelukkig is dat geschiedenis. Nederland heeft zijn laatste walvisvaarder, de Willem Barendsz II, in 1964 verkocht aan Japan. Walvisvaart is niet voor beschaafde landen.