De cartoonist en de neanderthaler

Striptekenaar Peter Koch tekende een cartoon van mij tijdens mijn optreden bij een debatavond van de Haarlemse Stripdagen, vorige week. Ik heb altijd veel bewondering voor mensen die dat kunnen: met een paar lijnen een persoon neerzetten en precies de kenmerken weergeven waar het om draait. Alleen had hij me meer haar gegeven dan ik in werkelijkheid heb, maar dat nam ik hem niet kwalijk. Kennelijk zijn de happen op mijn voorhoofd, die onwaarschijnlijke proporties beginnen aan te nemen en waar ik zelf best wel moeite mee heb, minder opvallend voor andere mensen dan ik zelf denk. Een karikatuur geeft in overdreven vorm aan wat het kenmerk is van iemands gezicht en kennelijk hoort mijn hoge haargrens daar niet bij.

Dat iemand zo kan tekenen is al een hele kunst, maar dat ik mezelf er in herken is nog een veel groter raadsel. Want wat daar stond ben ik ben niet echt, het is een stuk papier met lijnen erop en een beetje kleur. Het is plat, het voelt niet naar mij, het ruikt niet naar mij, ik ben het niet, het is maar een tekening.

Dat we desondanks geen enkele moeite hebben om in zo’n schetsmatige tekening iemand te herkennen, sterker nog dat we in een paar lijnen van Dick Bruna een konijn herkennen en in een twee silhouetten van Fiep Westendorp een meisje en een jongetje, zegt iets over onze hersenen. Geen enkel dier herkent zichzelf in een tekening en er zijn maar een paar dieren die zichzelf in een spiegel herkennen (chimpansee, olifant, dolfijn en kraai). Er is ook geen enkel dier dat zelf tekeningen maakt en nog sterker, geen enkele mensachtige behalve de mens zelf heeft afbeeldingen gemaakt van de wereld om hem heen.

Ik was dan ook uiterst argwanend toen Duitse en Spaanse onderzoekers in februari van dit jaar beweerden dat ze grottekeningen gevonden hadden van neanderthalers, van 120.000 jaar oud. De tekeningen waren al eerder bekend, evenals een verzameling doorboorde schelpen en pigmenten. De pigmenten duiden op het vermogen om tekeningen te maken en de doorboorde schelpen werden geïnterpreteerd als onderdelen van een kralenketting. Maar van al dit materiaal was de datum niet goed bekend, zodat men altijd aannam dat het gemaakt en gebruikt was door de moderne mens, zoals op veel plaatsen in Europa grottekeningen gevonden zijn die tussen 40.000 en 20.000 jaar oud zijn.

Het nieuws in februari was eigenlijk niet dat de onderzoekers iets nieuws gevonden hadden maar dat ze in een grot aan de Spaanse zuidkust, bij de plaats Cartagena, de kalkafzetting waar het materiaal in gevonden was, betrouwbaar gedateerd hadden. De leeftijd bleek 120.000 jaar te zijn, veel ouder dan gedacht. Het moest dus wel van neanderthalers geweest zijn, zo zeiden ze. Onmiddellijk zag je de koppen in de krant: “Neanderthalers maakten de oudste grotkunst”, en: “Neanderthalers even slim als mensen”. Om de een of andere reden gaat het er altijd goed in als je beweert dat neanderthalers een bijzondere mensensoort waren en minstens even ontwikkeld als de mens, ook al is daar geen enkel bewijs voor. De saaie werkelijkheid is dat neanderthalers goed aan hun omgeving aangepaste mensen waren, met een kenmerkende cultuur van stenen werktuigen en het gebruik van vuur. Maar ze waren cognitief de mindere van Homo sapiens. Dat verhaal gaat er veel minder gemakkelijk in.

Want kijk eens naar de “tekeningen” die zogenaamd van neanderthalers zijn: het zijn niet meer dan een paar gekruiste lijntjes; geen afbeelding van iets in de natuur, in de verste verte geen buffel of een hert, laat staan een mens. Je kunt dat toch niet vergelijken met een tekening van Peter Koch? En wat Peter Koch tekende, laten we reëel blijven, is ook geen neanderthaler.