De paling aan het woord
Morgen gaan de palingvissers protesteren bij de Afsluitdijk, tegen de vangstbeperkingen en de aanleg van windmolens in het IJsselmeer. Als een paling zijn levensverhaal aan hen zou vertellen, wat zouden de vissers dan horen?
“Ik kwam ter wereld met miljoenen broertjes en zusjes. Ik zag mijn vader en moeder nog een beetje om elkaar heen zwemmen maar al gauw verloor ik ze uit het oog. Ik denk dat ze dood zijn gegaan. We krioelden als larfjes door elkaar, wisten niet goed wat te doen en een groot aantal van mijn maatjes werd gelijk opgeslurpt door de roofvissen. Maar ik was slim, ik liet me zakken tot het donker werd. De dooierzak die ik van mijn moeder had meegekregen raakte opgebruikt en ik moest zelf gaan eten. Maar wat? Ik zag allerlei zwevende vlokken naar beneden dwarrelen, het leek wel sneeuw. Dat was best lekker en al snel begon ik te groeien. Ik werd langer en platter en kwam eruit te zien als een zwemmend wilgenblad. Intuïtief wist ik dat ik deze plek goed moest onthouden. Ik deed dat door me in te prenten wat de richting was van het aardmagnetisch veld.
Toen begon ik te zwemmen, weg van daar, maar omdat ik nog niet zo sterk was liet ik me grotendeels meevoeren door de zeestroming. Die tocht duurde een hele tijd, misschien wel 2 jaar. Al die tijd groeide ik een beetje, maar ik zag er totaal anders uit dan nu. Ik had een heel klein kopje, een lang en plat lichaam, voor het grootste deel doorzichtig. De mensen wisten niet eens dat ik een paling zou worden. Die doorzichtigheid heeft me gered, denk ik, want de grote vissen keken dwars door me heen.
Op een gegeven moment voelde ik dat het water minder zout werd. Toen stopte ik met eten en begon te zoeken naar een plek waar ik het zoete water voelde. Ik begon al een beetje op een paling te lijken; jullie noemden mij glasaal. Uiteindelijk vond ik een plek waar ik de rivier op kon zwemmen en ik bereikte de sloten van jullie waterland waar ik jarenlang geleefd heb. Ik heb van alles gegeten, kleine beestjes, insecten en wormen. Ik ben lekker dik en vet geworden. Als je naar mijn gehoorsteentje kijkt kun je zien hoe oud ik ben, het kan 5 maar ook 20 jaar zijn.
Je kunt aan mij niet zien of ik mannetje of vrouwtje ben. Al die tijd dat ik hier in jullie water zwem heb ik geen geslachtsorganen gehad. Ik ben seksloos en ik voel me daar prettig bij. Maar de laatste tijd begint het te knagen, het is de leeftijd, denk ik. Naarmate ik ouder word neemt mijn rusteloosheid toe. Ik wil terug naar die mooie plek waar ik vandaan kom; ik weet de magneetcoördinaten nog goed, maar het is een heel eind zwemmen. Waarschijnlijk word ik vrouwtje want we zijn met weinig. Als we met veel zijn worden de meesten van ons mannetje. Ik zwem zonder te eten. Ik gebruik al het vet dat ik in die jaren heb opgehoopt om eieren te maken en mijn spieren te versterken. Mijn darm heb ik niet meer nodig. Na 6000 km tegen de stroom inzwemmen kom ik aan op mijn vertrouwde plek, de Sargassozee. Daar vind ik mijn geliefde en als de maan meewerkt gaan we het doen. We vleien ons langs elkaar en van genot laat ik mijn miljoenen eieren in het water glijden. Hij doet hetzelfde met zijn hom. Dan is ons leven volbracht.
En ik voeg er nog aan toen: Het gaat steeds beter met ons, we zijn met meer dan een paar jaar geleden. Maar laat ons nog een tijdje met rust totdat we hersteld zijn, want onze levenscyclus is lang, zoals ik je verteld heb. Pas over 3 jaar komen mijn jonkies terug en die moeten dan nog minstens 5 jaar groeien. Of probeer onze eieren op te kweken, dan kun je naar hartelust gekweekte paling eten zonder dat wij, wilde alen, eronder lijden. En dan blijft er ook genoeg paling over voor jullie, palingvissers.”