De vinger Gods

“Ik presenteer u ed. alhier den almaghtigen vinger Gods in de anatomie van een luijs”. Dat schreef Jan Swammerdam in 1678 aan een vriend. Hij had met zijn zelfgemaakte microscoop, die tot 150 keer kon vergroten, het zenuwstelsel van een luis bekeken. Dat bestaat, zoals de biologen weten, uit een dubbele zenuwstreng aan de buikzijde, met per segment verdikkingen waaruit weer hele fijne zenuwbanen ontspringen die zich verdelen over het lichaam. Dat zo’n klein beestje zo wonderlijk ingewikkeld in elkaar stak vervulde Swammerdam met eerbied. En niet alleen luizen, maar alle onderkruipsels, hoe klein ook, zaten van binnen zo ingewikkeld in elkaar. Die complexe structuren konden niet anders dan door God zelf erin gebracht zijn, vandaar dat de luis bewijs was voor de almachtige vinger van God.

Dit verhaal hoort bij de tentoonstelling “Onderkruipsels” in het Rijksmuseum die nu net afgelopen is. Maar ik geloof niet dat er veel bezoekers zijn geweest tot wie de les van de luis is doorgedrongen. De ruimte was duister, de objecten klein (het zijn niet voor niets onderkruipsels) en de uitleg was erg summier. De tentoonstelling ging meer over de kunst en de historie dan over de biologie van de “dierkens”. De afbeeldingen van microscopisch kleine dieren hadden geen wetenschappelijke namen, ze werden gepresenteerd als rariteiten.

In één van de zalen stond een microscoop opgesteld, gemaakt door de Groningse instrumentmaker Gerrit Stevens Cremer, rond 1740, waarop de “vinger Gods” is afgebeeld. Bij wijze van decoratie zien we een plaatje van een wetenschapper met een microscoop voor zijn oog terwijl aan de bovenkant een hand met de vinger wijst naar het studieobject, de luis.

Nederlandse onderzoekers verrichtten in de zeventiende eeuw baanbrekend werk. De microbioloog Antoni van Leeuwenhoek vond de microscoop uit, de arts Herman Boerhaave was de leermeester van heel Europa en de bioloog Jan Swammerdam was een ongeëvenaard tekenaar van insecten. Nederlandse instrumentmakers waren toonaangevend. Ook in andere landen gingen wetenschappers microscopen gebruiken, o.a. Robert Hooke in Engeland en Marcello Malpighi in Italië. Er ging een nieuwe wereld open; het allerkleinste werd opeens zichtbaar.

Swammerdam was ervan overtuigd dat de extreem ingewikkelde lichaamsbouw van de luis en andere insecten bewees dat God aanwezig is in zijn schepping. Je hoeft alleen maar het boek der natuur te lezen. Het meesterwerk dat na zijn dood is verschenen heette dan ook “Bybel der natuure, of historie der insecten, tot zeekere zoorten gebracht: door voorbeelden, ontleedkundige onderzoekingen van veelerhande kleine gediertens, als ook door kunstige kopere plaaten opgeheldert, verrykt met ontelbaare waarnemingen van nooit ontdekte zeldzaamheden in de natuur”.

De gedachtewereld van Swammerdam past in de natuurlijke theologie, waarin men het bestaan van God afleidde uit de natuur. Het meest uitgesproken was de Engelse filosoof William Paley, met zijn boek: “Natuurlijke theologie, of bewijzen voor het bestaan en de kenmerken van God, verzameld uit natuurlijke verschijnselen”. Het duurde nog tot halverwege de negentiende eeuw, met het werk van Charles Darwin, voordat men inzag dat ook natuurlijke processen kunnen leiden tot grote complexiteit, namelijk, door middel van evolutie.

Het grappige is dat biologen nu niet meer opkijken van de ingewikkelde lichaamsbouw van insecten. Ze weten dat op microniveau de zaak nog vele malen ingewikkelder is. En ook die complexiteit begint alweer gewoon te worden. Als je beseft wat een eerstejaars biologiestudent allemaal leert over DNA, over het afschrijven van genen, de regulatie van chemische reacties en de krankzinnig ingewikkelde moleculaire processen in de hersenen, dan snap je dat de afstand met de zeventiende-eeuwse wetenschappers gigantisch is geworden. En met die enorme groei van kennis, technieken en inzichten uit de moderne levenswetenschappen is de vinger Gods niet prominenter geworden, zoals je misschien zou verwachten, maar juist helemaal verdwenen. De vinger Gods is vervangen door de vinger van de wetenschapper.