Een babykoppie van een neanderthaler

Ik keek nog eens goed naar de foto’s van mijn kleinzoon, geboren in september vorig jaar, en vooral naar zijn schedel, maar kon er niks anders in zien dan een prachtig rond koppie. Vóór de geboorte schijnt een kindje een hersenpan te hebben die een beetje doet denken aan een neanderthaler-schedel, namelijk naar achteren gewelfd. Het is een van de duidelijkste verschillen tussen neanderthalers en mensen: onze schedel is rond als een voetbal, terwijl die van een neanderthaler, met vrijwel dezelfde inhoud, begint met een lager voorhoofd en verder doorloopt naar achteren, als een rugbybal. De kleine hersenen die aan de achterkant liggen zijn bij de neanderthaler groter, alsof hij een knotje heeft. Bij het bottenpracticum van mijn cursus leg het de studenten altijd zo uit: houd de schedel recht voor je, met de achterkant naar je toe. Bepaal waar de schedel het breedst is. Ligt het punt van de grootste breedte boven het midden, dan is het een mens, ligt het onder het midden dan is het een neanderthaler. Het kan niet missen. Op deze manier kun je altijd controleren of het misschien een neanderthaler is waarmee je ’s morgens in bed wakker wordt.

Maar wat ik niet wist is dat de menselijke foetus aanvankelijk ook zo’n naar achteren gerichte schedel heeft, alsof het een klein neanderthalertje is dat in je buik groeit. Wat een raar idee! Ook bij de geboorte is dat nog zo, maar later trekt dat bij en als in het eerste half jaar na de geboorte het schedelvolume bijna verdubbelt is dat vooral naar boven toe, waardoor het mooie ronde babykoppie ontstaat.

Deze ontwikkeling is ook in de evolutie te zien. Onze directe voorouder is de heidelbergmens die inderdaad een neanderthaler-achtige schedel had. Uit deze heidelbergmens is zo’n 650 duizend jaar geleden de neanderthaler ontstaan en daarna, 320 duizend jaar geleden, de mens. Vanaf toen is het twee kanten op gegaan: de neanderthaler behield de primitieve, naar achteren staande schedel en bij ons is er iets veranderd in het erfelijk materiaal waardoor hij later in de ontwikkeling vooral naar boven groeit.

Tot zover allemaal gesneden koek. Maar in het artikel, gepubliceerd in het tijdschrift Current Biology eind december, las ik dat er ook nu nog mensen rondlopen met een beetje neanderthalerachtige schedels. De onderzoekers (een Duitse groep, maar er hebben ook mensen uit Nijmegen en Maastricht meegedaan) leggen een verband tussen de vorm van de schedel en bepaalde stukken DNA die we te danken hebben aan neanderthalers. We weten dat neanderthalers en mensen het met elkaar gedaan hebben vanaf ongeveer 80.000 jaar geleden toen de mens uit Afrika naar het Midden-Oosten trok en neanderthalers tegen kwam die daar al leefden. Bij die kruisingen is er neanderthaler-DNA in het menselijk erfelijk materiaal gekomen en dat kunnen we nu nog steeds zien. Het is natuurlijk darana weer verdund en niet iedereen heeft dezelfde stukjes, maar gemiddeld is ook nu nog 1,2% van ons erfelijk materiaal direct afkomstig van de neanderthaler.

De onderzoekers hebben een verband gevonden tussen de bolheid van de schedel en het voorkomen van neanderthaler-DNA op chromosomen 1 en 18. Door van duizenden mensen de MRI-scans te bekijken konden ze zien dat niet alleen de schedel minder bol was, maar ook dat verschillende kernen onderin de grote hersenen kleiner zijn bij mensen die nu beschikken over neanderthaler-DNA. Het gaat om twee genen die de groei van de hersenen beïnvloeden. Die zijn er dus in gekomen door kruisingen, niet door afstamming.

Het moet niet gekker worden. Of ik zelf die neanderthalervarianten heb weet ik niet maar mijn kleinzoon had zo’n mooi rond koppie, dat ook al had ik ze, ik ze vast niet doorgegeven heb aan mijn nageslacht.