Een beetje het midden houden

Ik fietste door het Noord-Hollandse landschap met een zware tegenwind en slagregens. Het dorp dat ik probeerde te bereiken was een eind weg, ik ploeterde langzaam voort en het duurde een hele tijd. Toch deed ik het en ik genoot er ook nog van. De wind en de regen, hoe extreem ook, krijgen me niet klein. Het gevoel dat je krijgt door extreme omstandigheden te trotseren is een prettig gevoel. Je wordt beloond met dopamine in je hersenen als je het volhoudt. Ik weet dat want het is me wel vaker overkomen. Er was een tijd dat ik prat ging op de reclamespreuk “Live life to the max”, bijvoorbeeld toen ik op een vulkaanhelling in Indonesië over een pad moest lopen met aan weerszijden een diepe afgrond of toen ik een stel vrienden met een busje ging ophalen van Schiermonnikoog terwijl er een meter sneeuw op de Afsluitdijk lag. Ben ik, zoals we in de biologie zeggen, een extremofiel, iemand die houdt van extreme omstandigheden?

De echte extremofielen zien we bij bacteriën. Sommige leven niets liever dan bij 80 graden Celsius, 200 bar waterdruk en geen zuurstof. Anderen leven het liefst in geconcentreerd zoutzuur of borrelende blubber van 120 graden vol met zwaveldampen. En er zijn vissen die hun hele leven onder het poolijs zwemmen, altijd bij 1,9 graad onder nul. Ik kwam eens in Portugal een Fin tegen; het was lekker weer, zo’n dertig graden en hij klaagde over de hoge temperatuur. O, wat is het hier heet en wat verlang ik weer naar mijn eigen land, zei hij. Maar gemiddeld genomen zijn mensen geen extremofielen. Mijn ervaring is dat ook de Indonesiërs in Jakarta lopen te puffen als het warm is en ze vinden het Nederlandse klimaat heel aangenaam.

De studie van leven onder extreme omstandigheden is erg leerzaam voor de biologie, want waarschijnlijk is het leven op aarde begonnen op de oceaanbodem, bij 60 tot 90 graden Celsius, in het pikdonker en omgeven door zwavel en ijzer. We kennen die plekken als witte schoorstenen op de oceaanbodem, waar het oceaanwater contact maakt met gesteentes in de aardkorst die daarbij langzaam oplossen en een witte wolk van neerslag produceren. De bekendste locatie is de “Verloren Stad” die met onbemande duikbootjes ontdekt is in het jaar 2000.

Mogelijk hebben de eerste primitieve eencelligen daar een miljard jaar geleefd totdat sommige naar de oppervlakte kwamen, licht gingen gebruiken en de atmosfeer begonnen op te laden met zuurstof. Het duurde nog een paar miljard jaar voordat daaruit de eerste dieren en planten tevoorschijn kwamen en na nog eens 500 miljoen jaar kwamen wij eraan als mens. Inmiddels had bijna het hele leven zich aangepast aan de nieuwe omstandigheden; eerst was extreem normaal, toen werd gemiddeld normaal en extreem abnormaal. Wij zijn van het gemiddelde: 20 tot 25 graden Celsius, 1 bar luchtdruk, zonlicht, maar niet teveel, 20% zuurstof is genoeg.

Het zou niet zo gek zijn als wij ons eens ook wat meer gemiddeld zouden gedragen. Ik weet hoe het extreme kan trekken, maar je moet daar weerstand aan bieden. Wij zijn daar niet voor gemaakt. Ik zie dat mensen zich uitsloven en van de ene extreme uitdaging naar de andere rennen, maar rust is beter voor ze. Ik lees hoe mensen zich op de sociale media te buiten gaan en extreme taal gebruiken om hun standpunt maar kracht bij te zetten, maar een beetje matiging is beter voor ze. Ik hoor reclameluitjes schreeuwen dat hun product het beste is en nu, nu gekocht moet worden, maar het is beter als we ons niet laten opfokken door consumptiedrift.

Leer van de biologie: extremofielen zijn overblijfselen van een stokoude evolutie. De meest succesvolle levensvormen liggen niet in de uiteinden maar in het midden.