Een geroofd fossiel

Jarenlang heeft Nederland geprobeerd het fossiel van de mosasaurus terug te krijgen maar de Fransen wilden niet toegeven: “le grand animal de Maëstricht” blijft in Parijs. Heel even, in het Darwinjaar 2009, mocht het Natuurhistorisch Museum in Maastricht het originele fossiel lenen voor een tijdelijke tentoonstelling. Toen heb ik hem helaas gemist, maar vorige week in Maastricht kon ik Bèr bewonderen, een mosasaurus die gelukkig in Nederland is gebleven, nadat hij 1998 gevonden werd in een mergelgroeve van de Sint Pietersberg. Ook de oudste vondst van een mosasaurus, uit het begin van de achttiende eeuw, is voor Nederland bewaard gebleven en valt te bewonderen in Teylers museum in Haarlem.

Mosasaurussen leefden in het Krijt, zo’n 70 miljoen jaar geleden, in de tijd van de dinosaurussen, maar zelf zijn het geen dinosaurussen, ook geen krokodillen, hoewel ze daarop lijken met hun lange bek vol puntige tanden. Ze horen bij de hagedissen en varanen en ze leefden in zee. Bèr was naar schatting 18 meter lang. Iedereen die de film Jurassic World gezien heeft weet hoe ze eruitzien, al is het exemplaar dat daarin voorkomt nogal overdreven.

Het meest bekende mosasaurus-fossiel werd gevonden in de Sint Pietersberg in 1778. In die tijd wist men zich er geen raad mee, sommigen dachten dat het een potvis was, anderen versleten het voor een dolfijn. Toen de Fransen in 1794 de Nederlanden bezetten was het fossiel al beroemd. Op dat moment werd het bewaard door de eigenaar van de grond waar het gevonden was, ene Theodorus Godding, een geestelijke van de Sint Servaaskerk in Maastricht. Hij hield het fossiel voor de Fransen verborgen, maar de commandant van de Franse troepen loofde een beloning uit van 600 flessen wijn aan degene die hem het fossiel kon leveren. Dat lukte en het “grote dier van Maastricht” werd als oorlogsbuit naar Parijs vervoerd. Daar werd het onderzocht door Georges Cuvier, een destijds wereldberoemde wetenschapper en fossielendeskundige. Cuvier concludeerde dat het geen krokodil was, maar een varaan. Hij concludeerde ook dat dit soort zwemmende varanen niet meer bestaan, dat ze uitgestorven zijn. In de achttiende eeuw was dat een baanbrekende conclusie: er hebben op aarde, lang geleden, dieren geleefd die er nu niet meer zijn. Daarmee verviel voor Cuvier de noodzaak om de fossielen in te delen bij bestaande diergroepen. Dit geniale inzicht maakt Cuvier tot een van de grondleggers van de evolutietheorie. Volgens paleontologen (onderzoekers van fossielen) is Cuvier zelfs belangrijker dan Darwin, iets wat biologen niet snel zullen toegeven.

Het grote dier van Maastricht is de eerste mosasaurus die de nog steeds gebruikelijke wetenschappelijke naam kreeg. Biologen noemen het daarom het “type-exemplaar”, dat wil zeggen, het exemplaar dat de soort definieert. Als je een nieuwe vondst doet en je wilt het beest een naam geven, ga je het allereerst vergelijken met het type-exemplaar: voordat je een nieuwe naam bedenkt moet je nagaan of je vondst voldoende verschilt van wat we al weten. Vanwege dit grote wetenschappelijke belang wilde het Natuurhistorisch Museum van Maastricht het grote dier graag terug hebben omdat het overduidelijk onrechtmatig is verkregen. Het is hetzelfde verhaal als de obelisk op de Place de la Concorde in Parijs en de Congolese kunstwerken in Antwerpen. Maar de Fransen hebben het grote dier nooit terug willen geven. Ik zal naar Parijs moeten om het origineel te aanschouwen. Toch is Bèr van Maastricht ook indrukwekkend. De kop van Bèr is al zo groot dat hij niet in het vrij kleine historische gebouw paste, vandaar dat er een apart glazen huis voor hem in ingericht in de binnentuin van het museum, toepasselijk genoemd mosasauleum.

Over de botten van de mosasaurussen, over Bèr en het grote dier, over de baanbrekende inzichten van Cuvier, over dat alles is zoveel te vertellen, dat mijn dagen in Maastricht te kort waren om het allemaal te verteren.