Een liedje zingen om iets te onthouden

Een collega maakte mij attent op een Amerikaanse biologie-docent die liedjes maakt om zijn onderwijs te ondersteunen. Ik werd onmiddellijk getriggerd door dit rare onderwerp omdat ik dat zelf ook vaak gedaan heb. Maar deze Amerikaan, Greg Crowther, heeft er een hele specialiteit van gemaakt. Hij componeert zelf liedjes of doet dat met anderen, korte nummers van hoogstens een minuut, waarin hij bepaalde moeilijke dingen uit zijn onderwijs probeert te verduidelijken. Het is ook een manier om kunst te betrekken bij het onderwijs in technische vakken zoals wiskunde en scheikunde. Bij heeft zelfs een “Sing About Science” database aangelegd met ettelijke honderden liedjes.

Een van die liedjes gaat bijvoorbeeld over de twaalf kopzenuwen. Dit zijn dikke zenuwbanen die direct uit de hersenen komen; de eerste gaat naar het neusorgaan, de tweede is de oogzenuw, de derde gaat naar de oogspieren, maar bij de vierde moet ik stoppen want de rest ben ik vergeten. Studenten geneeskunde en biomedische wetenschappen moeten ze alle twaalf kunnen opdreunen, in de juiste volgorde en met de correcte wetenschappelijke namen. In het liedje dat Greg Crowther erover gemaakt heeft komen ze alle twaalf voor, met een paar woorden eromheen. Hij repeteert dat liedje met zijn studenten in de hoop dat ze het beter onthouden. Inderdaad is het goed mogelijk dat je een tekst of een serie termen beter onthoudt als er een context omheen zit, bijvoorbeeld een melodie. Zo kan ik hele coupletten van Bob Dylans lied “Desolation Row” opdreunen, mits ik de tekst zachtjes mag zingen. De melodie en het rijmschema helpen je de tekst onthouden. Ongetwijfeld kan Erik Scherder, de VU-professor die zo inspirerend kan vertellen over de relatie tussen muziek en de werking van het brein, precies uitleggen waarom je met muziek dingen beter kunt onthouden dan met gesproken taal.

Zonder dat ik dit allemaal wist had ik jaren geleden ook wat liedjes in mijn colleges verwerkt, maar op een ongestructureerde manier, zonder dat ik er een bedoeling mee had. Zo zong ik altijd “Lucy in the Sky with Diamonds” bij de bespreking van de fossiele aapmens Australopithecus afarensis (bijgenaamd Lucy) en het Amphioxuslied bij de bespreking van het lancetvisje, Amphioxus. Ook deed ik soms een imitatie van de ochtendzang van gibbons, een duet tussen het mannetje en het vrouwtje. Ik deed het om een beetje gek te doen, de aandacht te trekken en een verstrooiende wending in het college te brengen. En ik deed het ook omdat ik het zelf leuk vond om iets geks te doen. Ik moet plezier hebben in mijn eigen onderwijs, vond ik altijd, want dat is de beste motivatie om ermee door te gaan.

Maar mijn didactische filosofie is anders dan die van Crowther: ik gebruik het liedje als kapstok. Doordat je die kapstok vastpint in het hoofd van de student blijft ook datgene wat eraan hangt in het hoofd hangen, is mijn idee. Het gaat niet om de inhoud van het liedje, het gaat om het creëren van een gedenkwaardig moment waardoor je een context schept die als voertuig voor de herinnering werkt. Tenminste, dit is mijn didactische psychologie van de koudegrond, totaal niet wetenschappelijk onderbouwd trouwens. Toch weet ik dat het werkt, want jaren later kwam ik nog studenten tegen die zich Lucy of Amphioxus konden herinneren.

Dit alles kan niet meer in deze tijd waarin het universitair onderwijs zoveel mogelijk op afstand gegeven moet worden. Je gaat niet achter de computer een liedje zingen, dat kan alleen als je in de collegezaal staat, met de ogen van de studenten op je gericht. Het is met mij als met Samson: toen Delila zijn haar had afgesneden was hij zijn kracht kwijt. Een digitale cursus kunnen anderen ook maken, daar zit mijn kracht niet. Het moderne afstandsonderwijs moet het zonder mij doen.