Eens een parasiet, altijd een parasiet – of niet?

Parasieten mogen zich altijd in mijn speciale belangstelling verheugen, hoewel de parasitologie als wetenschap in Nederland vrijwel is uitgestorven. Parasieten zoals lintwormen en spoelwormen vormen nauwelijks nog een bedreiging voor de volksgezondheid en daarom richt het onderzoek zich vrijwel alleen op tropische situaties. Dat is jammer, want parasieten zijn ontzettend interessante beesten en ze hebben een grote invloed op de natuur. Je wilt niet weten hoeveel parasieten je ziet als je een vogel uitschudt of een vogelnest. Ook op zoogdieren in de natuur komen erg veel parasieten voor en ze hebben er ook echt last van.

Nu hebben parasieten hun uiterlijk natuurlijk niet mee. Veel parasieten zijn wormvormig en hebben zuignappen, stekels, haakpoten of lelijke slurven om zich in hun gastheer voort te bewegen of daarin binnen te dringen. Ik laat bij mijn college altijd een foto zien van de kop van een lintworm. Het beest heeft vier neusvormige flappen met daarop tentakels die bezet zijn met een lange rij stekels. Het uitvergrote plaatje probeer ik dan altijd zo te presenteren dat de studenten er beroerd van worden. Het beest heet “Callitetrarynchus gracilis”, wat zoiets betekent als “sierlijk dier met vier mooie neuzen”. Ik kan me zo voorstellen dat de onderzoekers die deze soort voor het eerst beschreven zich verkneukeld hebben bij het idee dat dit afzichtelijke beest voor altijd zo’n mooie naam heeft.

Maar mijn belangstelling voor parasieten is vooral vanuit de evolutiebiologie. Het leven als parasiet vereist namelijk een groot aantal aanpassingen: je moet je gastheer zien binnen te dringen, en voorkomen dat je er met dezelfde vaart weer uitgewerkt wordt, wat soms nog niet zo eenvoudig is. Dan moet je de afweer-aanval van de gastheer weten te weerstaan en je ergens in een orgaan nestelen. Vaak moet je de hele stofwisseling onder zuurstofloze omstandigheden uitvoeren. En dan heb ik het nog niet eens over de ontzettend ingewikkelde route in het lichaam die je soms moet afleggen om op de juiste plaats te komen. Het enige voordeel van een parasiet is: je zit veilig; er is voedsel in overvloed en niemand kan je kwaad doen.

Alle parasieten zijn in een evolutionair verleden ontstaan uit vrij levende dieren, want eerst heb je gastheren nodig voordat je parasiet kunt worden. Maar vanwege alle ingewikkelde aanpassingen van het parasietenbestaan zou je denken dat het maar één keer kan gebeuren. Als je in een ander beest zit verlies je alles wat je niet meer nodig hebt; poten, ogen, soms zelfs het hele darmkanaal, je raakt van alles kwijt. Zulke ingewikkelde structuren komen niet meer terug. Eens een parasiet, altijd een parasiet.

Tenminste dat dacht ik, totdat deze week mijn oog viel op een publicatie van een onderzoeksgroep uit Uppsala, Zweden, die gekeken hadden naar een eencellige behorend tot de diplomonaden. Dit is een groep van grotendeels parasitaire organismen, die leven in de darm van mensen en vissen. De bekendste is Giardia intestinalis, die voorkomt in het water. Als je in de natuur kampeert en water drinkt uit een klaterend beekje kunnen daar cysten van deze parasiet in zitten. In je darm worden ze tot leven gewekt en je krijgt ernstige diarree, ook genoemd reizigersdiarree.

Behalve parasieten behoren er ook een aantal vrij levende soorten tot de diplomonaden. De Zweedse onderzoekers hebben gekeken naar het DNA van zo’n niet-parasitaire soort en concludeerden dat zijn voorouder wel parasitair geweest is. Hij heeft heeft dus ooit de parasitaire levenswijze afgezworen! Je kunt ook weer terug veranderen van parasiet naar niet-parasiet, iets waarvan ik altijd dacht dat het onmogelijk was. In dit geval is het gebeurd door een flink aantal genen van bacteriën op te nemen. Daardoor kan hij bijvoorbeeld celwanden afbreken en leven onder zuurstofloze omstandigheden in de zeebodem, zich voedend met bacteriën. Eens een parasiet betekent niet altijd een parasiet.