Empathie is niet bekrompen
In 2006, toen hij nog senator was, heeft Barack Obama eens gezegd: “We hebben een empathie-tekort. Het wordt tijd dat een gevoel voor empathie doordringt in de politiek”. Biologen verstaan onder empathie het vermogen om zich een voorstelling te maken van de gemoedstoestand van een ander. Met empathie begrijp je het verdriet of geluk van een ander en voel je medelijden. Als zo iemand in nood is, is empathie de basis voor hulpgedrag.
Het vermogen tot empathie wordt vaak beschouwd als een typisch menselijke verworvenheid, maar het komt in basale vorm ook voor bij dieren, met name bij sociale dieren zoals mensapen. De Nederlandse apendeskundige Frans de Waal heeft in zijn boeken talloze voorbeelden van hulp- en troostgedrag bij chimpansees en bonobo’s beschreven. Ons gevoel voor rechtvaardigheid is te zien als een evolutionaire stap die voortbouwt op wat in aanleg al bij dieren aanwezig was. De moraal heeft een biologische basis volgens Frans de Waal. Alle evolutiebiologen geven hem gelijk.
Ik raakte daarom nogal geïrriteerd bij het lezen van het hoofdstuk “Hoe empathie verblindt” in het boek “De meeste mensen deugen” van Rutger Bregman. Het was trouwens niet het enige hoofdstuk waar ik absoluut niet mee uit de voeten kon. Dat het boek in 2019 zo’n ongekende bestseller was en in 2020 weer schijnt terug te keren naar de boeken-toptien vind ik onbegrijpelijk. Het is weliswaar ontzettend goed geschreven maar ook erg oppervlakkig; het mist nuance en diepgang.
In het hoofdstuk over empathie volgt Bregman de Canadees-Amerikaanse psycholoog Paul Bloom die een aantal jaren geleden een campagne begonnen is “tegen empathie”. Hoe kun je daar nu tegen zijn, vraag je je af, maar Bloom stelt dat empathie de basis vormt voor wreedheid, agressie, uitputting en overspannenheid; het veroorzaakt zelfs racisme. Hij baseert zich op psychologische experimenten naar wat men noemt “bekrompen empathie”, d.w.z. empathie die alleen gericht is op de eigen groep.
Bijvoorbeeld, in psychologisch onderzoek keek men hoe proefpersonen, die gekozen waren uit de fans van een lokale voetbalclub, reageerden op elektrische schokken die toegebracht werden aan een voetballer. Tevoren had de proefpersoon zelf ook zo’n schok gevoeld, dus hij wist dat het pijn deed. In de proefsituatie kon de proefpersoon ervoor kiezen om de helft van de stroom naar zichzelf te laten vloeien zodat de voetballer minder pijn leed. Men deed deze proef vele malen, met voetballers die gekleed waren in de kleuren van het eigen team en voetballers die de kleding van de tegenstander aan hadden. U kunt voorspellen wat daar uitkomt: als de voetballer tot de eigen club behoorde was de proefpersoon eerder geneigd te helpen dan bij een voetballer van de tegenpartij. Om precies te zijn: het percentage hulpgevallen was 65% bij de eigen voetballers en 45% bij de tegenstanders.
De mate van empathie hangt dus gedeeltelijk af van de context. Nogal wiedes zou je denken. Kun je nu zeggen dat empathie, omdat het sterker is naar de eigen groep, een verfoeilijke eigenschap is en dat het bekrompenheid en racisme in de hand werkt? Het lijkt me een voorbeeld van onderzoek waar veel te vergaande conclusies aan worden verbonden. Een aantal psychologische experimenten die elk op zich waardevol zijn, maar waarvan de geldigheid beperkt is tot een bepaalde proefopzet, worden bij elkaar geveegd, veralgemeniseerd en verkocht als een nieuwe theorie.
Obama gebruikte het woord empathie in de positieve zin. Hij bedoelde echt niet de draai die Bloom eraan geeft. Maar het probleem is dat in de Amerikaanse politiek alles wat een politicus zegt door zijn tegenstanders verdraaid en verdacht gemaakt wordt. Het begrip empathie werd verpolitiseerd. Wij hier in Europa moeten niet de Amerikaanse politiek nadoen; we moeten ons verre houden van dat volkomen verrotte systeem dat aan elkaar hangt van vuilspuiterij. Liever gewone woorden blijven gebruiken voor gewoon goede dingen, zoals empathie.