Gaia – het idee van Lovelock
Op 26 juli j.l. is James Lovelock overleden, Brits wetenschapper, uitvinder en excentriekeling, bij het grote publiek vooral bekend van de Gaia-theorie. Gaia is de Griekse godin van de natuur en de aarde. Ze was de oermoeder die model stond voor de verbinding tussen de mens en de aarde, waaruit wij allen voortkomen. Lovelock gebruikte dit symbool voor zijn theorie over de aarde. De aarde is een organisme, zei hij. Moeder Aarde regelt zichzelf. De natuur garandeert haar eigen voortbestaan via biologische regelsystemen met tegenkoppeling.
Lovelock publiceerde dit idee in 1974 samen met de Amerikaanse bioloog Lynn Margulis. Het sloeg enorm aan. Veel mensen voelden zich wel bij het idee dat het systeem aarde zichzelf in stand houdt en actief het milieu naar haar hand zet, op zo’n manier dat ons aller voortbestaan verzekerd is. Maar onder wetenschappers had Lovelock weinig aanhang. Hij werd beschouwd als een buitenstaander, wel slim en met een paar goede ideeën, maar geen wetenschapper die kritisch zijn eigen theorieën onderzocht met experimenten.
Wat niet hielp in die tijd was dat Lovelock de verontreiniging van het milieu bagatelliseerde (“dat lost Gaia wel op”) en een groot voorstander was van kernenergie. In die laatste hoedanigheid wordt hij nog steeds geciteerd door mensen die gekant zijn tegen de huidige klimaatmaatregelen gericht op beperking van de CO2-uitstoot. Zijn dwarse ideeën botsten in de jaren 70 met de milieubeweging die juist signaleerde dat de mens de aarde in gevaar brengt met de uitstoot van schadelijke stoffen. Ik kan me herinneren dat ook ik me indertijd nogal kwaad maakte om het vage, holistische Gaia-concept, vooral omdat het zoveel aandacht kreeg. Ik was ecoloog en de Gaia-gedachte werd gezien als super-ecologie, waar ik me totaal niet in kon vinden.
Ter gelegenheid van het overlijden van Lovelock pakte ik de Nederlandse vertaling van zijn boek: “Gaia. De natuur als organisme” uit mijn boekenkast. Het is in 1980 verschenen bij Bruna met een voorwoord van Midas Dekkers. Het boek doorbladerend las ik de vele aantekeningen die ik 40 jaar geleden erbij gekalkt heb. “Onzin!” staat er op verschillende plekken in potloodschrift. Dat Midas Dekkers zich leende voor het voorwoord!
Maar goed, 40 jaar is een hele tijd. Lovelock was al 60 toen hij zijn boek schreef en hij overleed vorige maand op een leeftijd van 103 jaar. Het geeft geen pas om kritiek te uiten op iemand met zo’n staat van dienst. Hij was nota bene ook nog de uitvinder van een bekende meettechniek voor milieuchemicaliën. Daarom wil ik in deze column een onderdeel van de Gaia-hypothese belichten dat echt hout snijdt.
Lovelock wijst erop dat de samenstelling van de aardse atmosfeer heel merkwaardig is. Er zit veel meer zuurstof in de lucht en veel minder kooldioxide dan je chemisch zou verwachten. Dat is een gevolg van het leven. De zuurstof in de lucht wordt geproduceerd door planten, algen en bacteriën en de kooldioxide wordt opgenomen door planten en deels als organisch koolstof begraven in de aarde. Als er geen planten, algen en bacteriën zouden zijn, zouden er nauwelijks meetbare hoeveelheden zuurstof in de lucht zitten; de atmosfeer zou hoofdzakelijk bestaan uit stikstof, kooldioxide, waterstof en methaan, een onleefbaar milieu voor dieren. Dat is allemaal chemisch uit te rekenen.
De oeratmosfeer, die 4 miljard jaar geleden op aarde aanwezig was, vóór het ontstaan van het leven, had inderdaad die samenstelling. We zien zo’n atmosfeer ook op dode planeten zoals Mars. De productie van zuurstof, die 2,5 miljard jaar geleden begon en 1 miljard jaar geleden in een versnelling kwam, heeft de omstandigheden geschapen waaronder dierlijk leven mogelijk werd en uiteindelijk ook de mens kon ontstaan. Het leven stuurde het milieu in een richting waarin het verder kon evolueren. Dat is toch een beetje een Gaia-gedachte. Vooruit maar Midas en James, ik gum mijn commentaren uit.