Geef niet de schuld aan de savannemens

Met het komende herfstseizoen neemt ook de neiging om lekker veel te eten weer toe. Als we daar dik van worden dan is het de schuld van onze evolutionaire historie, wordt vaak gezegd. Namelijk, de mens is geselecteerd om suiker, vet en zout lekker te vinden. Toen we 200.000 jaar geleden op de Afrikaanse savanne begonnen rond te lopen, waren vet, suiker en zout zeldzaam. Het was dus erg voordelig om, zodra je een stuk vlees of een partij zoete vruchten ontdekt had, daar veel van te eten. Zoet en vet geven namelijk veel energie en die had je als primitieve mens hard nodig om periodes van voedselschaarste te overleven. Zo is de hang naar zoet en vet in onze hersenen vastgespijkerd.

Tegenwoordig kennen we geen voedselschaarste meer; er is voedsel in overvloed, maar de hunkering naar calorieën zijn we nog niet verloren. Ook al is het feitelijk nadelig, we zitten nu eenmaal opgescheept met die evolutionaire erfenis. Het zal nog 100.000 jaar evolutie kosten om daar weer van af te komen. De evolutie loopt veel trager dan de veranderingen in onze omgeving, die we bovendien zelf versnellen. Er is een ‘mismatch’ tussen de evolutie en de omgeving.

De mismatch-theorie wordt vaak te voorschijn gehaald om allerlei aspecten van ons gedrag te verklaren. In het begin van dit jaar verscheen een boek van mijn collega Mark van Vugt, dat hij schreef samen met Ronald Giphart. Dat boek gaat helemaal over de mismatch. Wij worden elke dag weer misleid door ons oeroude brein, zo stellen ze.

Indertijd was ik kritisch over het boek. Ik vond dat de schrijvers af en toe wel erg ver gingen met hun mismatch-verhaal. Maar de verklaring voor onze vraatzucht, die leidt tot de obesitas-epidemie in de moderne maatschappij, snijdt wel hout vond ik. Totdat ik deze week een artikel aantrof in het tijdschrift Cell Metabolism, waarin een Chinese en een Engelse onderzoeker nieuw licht op de zaak werpen.

Als het zo is dat onze hang naar hoogcalorisch voedsel in ons brein geprogrammeerd zit, moet daar in het verleden positief op geselecteerd zijn. Dat wil zeggen dat alle genen die een verband houden met het lichaamsgewicht, een variant moeten hebben die vraatzucht en zwaarlijvigheid bevordert. Dat kun je onderzoeken aan de nu levende mensen. De twee onderzoekers keken naar het DNA van 1000 mensen, afkomstig uit veertien verschillende volkeren ter wereld. Ze hadden ook informatie over de body-mass index (BMI) van deze mensen en konden zo kijken welke onderdelen van het DNA te maken hadden met obesitas. Dat bleken 115 genen te zijn. Maar het rare was: hiervan zijn er maar negen die de indruk geven dat er in de evolutie op geselecteerd is, en bovendien: onder deze negen zijn er vijf die de andere kant op geselecteerd zijn, dat wil zeggen dat ze juist bescherming bieden tegen obesitas, in plaats van zwaarlijvigheid te stimuleren.

Ons erfelijk materiaal geeft dus helemaal geen aanleiding te denken dat het streven naar calorierijk voedsel en het ophopen van vet om periodes van voedselschaarste te overleven, gunstig geweest zijn. Het was als primitieve mens eerder ongunstig dan gunstig om veel vet in het lichaam op te slaan. De oermens op de savanne van Afrika was beter af als hij slank was.

Hiermee komt de ‘mismatch’ hypothese als verklaring voor obesitas op losse schroeven te staan. We kunnen niet de evolutie de schuld geven als we straks weer ongeremd gaan eten. Wij worden misschien misleid door ons brein, maar niet omdat het vroeger voordelig was om veel te eten. Het is gewoon onze eigen schuld.