Gifkikkers tegen tumoren

Vergif heeft een aantrekkingskracht op jonge mensen, is mijn ervaring. Vergif valt in dezelfde categorie als dinosauriërs, slangen, piramides, paarden, dingen waarbij mensen spontaan uitroepen: “o wat interessant”. En omdat ik behalve andere dingen ook nog toxicoloog ben, komen vragen over vergif regelmatig bij mij terecht. Zo kreeg ik deze week een stel scholieren op bezoek die een profielwerkstuk maakten over gifkikkers. “Heb je daar ook al verstand van, van gifkikkers?” vroeg mijn vrouw. “Ik heb geen verstand van kikkers, maar wel van vergif”, kon ik zeggen. Er zijn een heleboel principes uit de toxicologie die net zo goed van toepassing zijn op kikkers als op insecten, regenwormen of de mens.

Het begint al bij het principe van Paracelsus, arts en alchemist uit de zestiende eeuw, die stelde: “Alles is vergif en niets is zonder giftigheid. Alleen de dosis bepaalt of iets giftig is.” Dit zeer eenvoudige principe geldt nog steeds als de lijfspreuk voor alle toxicologen, maar is ook erg moeilijk uit te leggen aan het grote publiek. Mensen willen graag de natuur indelen in twee categorieën: gevaarlijk of niet gevaarlijk, giftig of niet giftig. Maar zo eenvoudig is het niet. Elke onschadelijke stof is giftig al je er maar genoeg van binnen krijgt en elke giftige stof is onschadelijk als de dosis maar laag genoeg is.

Zo is het ook met het vergif in kikkers. De Nederlandse kikkers zijn ongevaarlijk, alleen de vuursalamander is giftig, maar op verschillende plaatsen ter wereld komen kikkers voor die extreem giftig zijn. De inheemse volkeren van Colombia hadden dat al lange tijd geleden in de gaten en gebruikten extracten van bepaalde kikkersoorten om de punten van hun pijlen mee in te smeren. In de jacht op grotere dieren konden ze die eerst verdoven met pijlgif en daardoor gemakkelijker vangen. Men noemde het gif en de kikkers waaruit het afkomstig was “kokoi”. Later bleek dat het feitelijk drie verschillende kikkersoorten zijn die daarvoor gebruikt werden, waarvan er eentje, met de mooie naam Phyllobates terribilis, de twijfelachtige eer heeft het meest giftige gewervelde dier te zijn op aarde.

Gifkikkers behoren tot twee verschillende families, met samen meer dan 200 soorten. Ze komen veel voor in Midden- en Zuid-Amerika, ook in Afrika en op Madagaskar. Ze zijn over het algemeen mooi gekleurd: geel, oranje, rood met zwart, in allerlei vlekken en strepen. Overduidelijk is die opvallende kleur een waarschuwing voor roofdieren: “Kijk uit, ik ben giftig!”. Vogels en vleermuizen leren snel dat die mooi uitziende kikkers walgelijk zijn en niet eetbaar. En er zijn ook soorten bij die zelf helemaal niet giftig zijn maar die zich beschermd weten door de giftigheid van andere soorten in hetzelfde terrein.

Het vergif dat in een gifkikker zit is feitelijk een mengsel van allerlei stoffen die sterk op elkaar lijken. En het grappige is: die stoffen zijn afkomstig van giftige planten. Die bereiken de kikkers via de voedselketen. De kikkers kunnen er zelf goed tegen maar ze veranderen de gifstoffen een beetje en slaan ze op in de huid. Het gevolg is dat elke kikkersoort zijn eigen mengsel heeft van gifstoffen en dat het arsenaal aan kikkergif ook varieert met de locatie. Het hangt namelijk af van welke planten er ter plekke groeien.

Dit alles wisten de scholieren al want ze hadden zich goed voorbereid. Ze waren ook bekend met de chemische namen voor de gifstoffen. Mijn advies was dat ze hun profielwerkstuk zouden richten op het mogelijk gebruik van gifstoffen uit kikkers in de geneeskunde. Het is bekend dat kikkergif stoffen bevat die de groei van tumoren kunnen tegengaan. Verschillende kankersoorten, o.a. van de darm, de lever en de slokdarm, kunnen zo behandeld worden. Daarmee is ook het principe van Paracelsus geïllustreerd: elk vergif is ook een medicijn, het hangt ervanaf hoe hoog de dosis is. Dus niet alleen de scholieren, ook uw toxicoloog was tevreden.