Het ene risico is het andere niet

Het bericht drong ook door tot deze krant (4 september): de farmaceutische industrie zet vol in op het afschaffen van de regelgeving voor genetisch gemodificeerde organismen. Ze vinden de beoordeling van milieurisico’s maar lastig. Het gaat al gauw onder het mom van “Nederland Regelland”. Weg met alle belemmeringen die de snelle productie van nieuwe therapieën en vaccins in de weg zitten! In het kader van de coronacrisis heeft de Europese Unie al besloten dat de ontwikkeling van vaccins voor covid-19 voorlopig vrijgesteld is van een milieubeoordeling.

Normaal gesproken wordt zo’n beoordeling gedaan bij elk geneesmiddel. Die worden namelijk vaak gemaakt met behulp van genetisch gemodificeerde bacteriën en virussen. Dat kan veilig, want de productie en het testen zijn erop gericht om elke verspreiding van kwalijke microben te voorkomen. Maar er moet wel nagedacht worden over de kans dat ze per ongeluk toch in het milieu terecht komen en wat dan de gevolgen zouden kunnen zijn. Daar is een speciale commissie voor die geraadpleegd moet worden voordat zo’n geneesmiddel in gebruik genomen wordt. De commissie bekijkt de zaak en schrijft een advies aan de minister die de vergunning afgeeft als het OK is. In die commissie zit ik toevallig, vandaar dat ik dit weet.

Omdat de ontwikkeling van een vaccin tegen het coronavirus topprioriteit is, heeft de EU dus besloten dat die milieubeoordeling tijdelijk achterwege gelaten kan worden. Dat is begrijpelijk omdat met een snelle vaccinontwikkeling een zeer groot maatschappelijk belang gemoeid is. In noodsituaties ben je bereid een groter risico voor lief te nemen dan normaal. Maar om de milieubeoordeling helemaal af te schaffen, voor alle geneesmiddelen, zoals het Leidse bedrijf Janssen Vaccins op 4 september bepleitte, dat gaat echt te ver.

Wat me vooral steekt aan deze discussie is dat er voor geneesmiddelen met totaal andere maten gemeten wordt dan bij de beoordeling van genetisch gemodificeerde planten. De veredeling van planten, het maken van nieuwe variëteiten die resistent zijn tegen ziektes, tolerant tegen plaaginsecten of beter groeien op arme bodem is in Europa in het slop gekomen. In Nederland (omgeving Enkhuizen) zit de wereldtop aan innovatieve bedrijven voor zaadveredeling en plantenbiotechnologie. Maar de introductie van genetische modificatie in voedingsgewassen zit volledig op slot. De milieuregelgeving is heel streng, de milieubeweging wijst elke vorm van genetische modificatie resoluut af en de afkeer bij het grote publiek is wijdverspreid. Er is in Europa één genetisch gemodificeerd gewas toegelaten; dat is een maïs-variëteit die tolerant is gemaakt tegen een plaaginsect, de maïsstengelboorder, een vraatzuchtige rups. Deze maïs wordt tot nu toe alleen in Spanje verbouwd. Europa heeft zich afgesloten voor genetische modificatie, maar in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika en grote delen van Azië is 80% van de maïs genetisch gemodificeerd.

Bij geneesmiddelen kijk je behalve naar de mogelijke schadelijke effecten ook naar de voordelen. Wat is de kans dat er in het milieu iets ergs gebeurt en hoe verhoudt die kans zich tot de voordelen van het middel, namelijk de bescherming tegen akelige ziektes. Als de voordelen erg groot zijn, zoals in het geval van een vaccin tegen covid-19, ben je bereid een zeker risico aan de milieukant voor lief te nemen of zelfs daar niet naar te kijken. Maar met nieuwe plantenrassen is die redenering taboe. De kans op ongewenste schade in het milieu, bijvoorbeeld verwildering, effecten op nuttige insecten, uitkruising naar wilde planten, enz., moet nul komma nul zijn, of in ambtelijke termen: verwaarloosbaar klein; niet aanvaardbaar klein maar verwaarloosbaar klein.

Het wordt tijd dat we de kwestie een keer nuchter bekijken, zeker in het licht van de moderne biotechnologische technieken die veel preciezer zijn dan de ouderwetse hagelschot-methodes voor genetische modificatie. Weeg de voor en nadelen tegen elkaar af, zou ik zeggen. Mijn periode als lid van de commissie zit er bijna op, dus ik kan het zeggen.