Het houdt niet op bij 50 jaar Club van Rome
In 1968 werd de Club van Rome opgericht, een groep bezorgde wetenschappers die in 1970 opdracht gaf aan het Massachusetts Institute of Technology in Boston om een studie te maken van de toekomst van de aarde. Ook een aantal bekende Nederlandse milieuactivisten van het eerste uur was er bij betrokken, o.a. Wouter van Dieren en Eric-Jan Tuininga en omdat het nu 50 jaar geleden is brachten zij een boekje uit onder de titel “Tijdrit met de aarde”, waarin ik ook een stukje mocht schrijven, te midden van bekende Nederlanders zoals Ed Nijpels, Jan Terlouw en Jacqueline Cramer. Het boek werd vorige week gepresenteerd op het Springtij-forum, een driedaags denk- en inspiratie-evenement op Terschelling.
Het rapport van de Club van Rome kwam in 1972 uit en werd in het Nederlands vertaald uitgegeven als Aula-pocket 500. Ik heb het omtrent 1973 gekocht, toen ik een paar jaar bezig was met de biologiestudie. Ik heb het boekje nog steeds; het heeft wonder boven wonder zeven verhuizingen overleefd evenals evenzovele pogingen mijn boekenkast uit te dunnen. Ik heb het indertijd zeer intensief gelezen, wat blijkt uit de kanttekeningen die ik er nu nog in kan aantreffen; “ge-O.H.” staat er op bladzijde 125 en op bladzijde 132: “ouwe koek”, en op bladzijde 169: “irreëel!” Wijt het aan mijn onnozele bevlogenheid en betrokkenheid, maar wat er uit spreekt is dat ik het rapport indertijd minder schokkend vond dan ik het met terugwerkende kracht later vond. Is dat mogelijk en mag je dat zeggen? Als student was ik er al van overtuigd dat het helemaal de verkeerde kant op ging met de vervuiling, uitputting van grondstoffen en bevolkingsgroei; de Club van Rome verklaarde voor mij het voor de hand liggende. Later zag ik in dat wat er toen gepresenteerd werd een mijlpaal was. Mijlpalen zie je van afstand, als je er al een tijdje voorbij bent.
Glimlachend bladerde ik het boekje weer door en moest vooral grinniken bij de grafieken. Tegenwoordig zou je denken dat zulke kost veel te ingewikkeld is voor het algemene publiek, maar indertijd mocht je wat verwachten van de lezer, zeker van de lezer van een Aula-pocket. Ik weet niet met welk computerprogramma het MIT zijn simulaties deed, maar de grafieken in Aula 500 deden mij erg denken aan de regeldrukker-output die we indertijd genereerden bij onze biomathematica-cursus. We brachten de ponskaarten naar de SARA-balie op de campus; je moest een uur wachten op de resultaten; van een afstand zag je al of het goed was, want als het stapeltje kettingpaper al te dun was had je een fout gemaakt. Een regeldrukker kan alleen letters afdrukken en was dus eigenlijk ongeschikt voor het maken van grafieken, maar wat het programma deed was een letter printen voor elke output-waarde. Door zelf de geprinte letters te verbinden met een vloeiende lijn kreeg je toch een grafiek. Als je meerdere variabelen in één grafiek had geplot was het trouwens nog een hele puzzel om het verloop van de curves te reconstrueren. Ook in Aula 500 is het vaak onduidelijk voor welke variabele de letters precies staan.
Er is veel kritiek gekomen op het Rapport van de Club van Rome maar in essentie hadden ze groot gelijk. Met de huidige groei van de wereldbevolking stevenen we linea recta af op een ramp voor de hele mensheid. Maar terwijl de Club van Rome vooral de uitputting van grondstoffen en de beperkingen van de landbouwproductie centraal stelde denk ik dat de ramp eerder sociaal zal zijn, in de vorm van oorlogen en ontwrichtende massamigraties, een gevolg van de overbevolking.
Op de omslag van Aula 500 staat een verwelkend madeliefje. Het buigt zijn kopje voor de grafiek, een beeld dat zijn geldigheid volledig heeft behouden. We hebben denkers nodig, zoals op Springtij bij elkaar waren, om die rampspoed af te wenden.