Je spreekt wat je bent

“Wat is het Duits toch een krachtige taal” zei ik tegen mijn collega, van Duitse oorsprong. En in mijn beste Duits voegde ik er aan toe, om het te illustreren: “Wir sind gegen die gesamte Kackscheisse!”. Het was een uitspraak van een actievoerder bij de G20, 2 weken geleden in Hamburg. De Volkskrant citeerde de uitspraak om aan te geven dat de zogenaamde actievoerders geen enkele politieke agenda hadden en alleen maar uit waren op relschoppen. Maar ik kan me goed voorstellen dat het wel lekker klinkt als je vanaf een podium het publiek kunt toebrullen: “Wir sind gegen die gesamte Kackscheisse!”

Toen ik die uitspraak bij mezelf een paar maal herhaald had dacht ik: als ik het Duits een krachtige taal noem, zeg ik daarmee dan ook iets over de Duitsers, dat wil zeggen dat het overwegend mensen zijn die zich krachtig kunnen uitdrukken?

Men zegt altijd dat eskimo’s honderden woorden hebben voor “sneeuw”. Nederlanders hebben in ieder geval veel woorden voor watergangen (greppels, sloten kanalen, e.d.) en als ik in Indonesië ben valt het me altijd op hoeveel woorden er zijn die te maken hebben met eten. Denk alleen al aan de verschillende woorden voor “rijst”. Rijst die op het veld staat, rijst die gedorst is, rijst die je koopt in de winkel en rijst die in een schaal op tafel staat, het heet allemaal anders. Als een taal veel woorden heeft voor eten, moet eten in die cultuur wel erg belangrijk zijn, net zoals de Nederlanders veel te maken hebben met water en de eskimo’s met sneeuw. Het aantal woorden in een taal is voor een deel te zien als aanpassing aan de omgeving, inclusief de cultuur. Wat dat betreft is taal dus onderworpen aan evolutie. Maar zegt de taal van een volk iets over de volksaard? Wat is de relatie tussen taal en de genetische samenstelling van een bevolking?

Door biologen en taalkundigen is veel onderzoek gedaan naar de overeenkomst tussen de talen die mensen spreken en hun genetische verwantschap. Dat verband blijkt er inderdaad te zijn. Als je wilt weten of iemand in evolutionaire zin aan je verwant is kun je het beste tegen zo iemand beginnen te praten in je eigen taal. Kan hij het verstaan dan is hij inderdaad verwant. En als je iemand hoort praten waar geen touw aan vast te knopen valt dan is jullie gezamenlijke voorouder erg ver weg in het verleden.

Er is dus een relatie tussen de genetica en de taal die je spreekt, maar het is natuurlijk niet zo dat het spreken van een taal genetisch bepaald is. Een baby uit Korea die door een Nederlands gezin geadopteerd wordt gaat niet spontaan Koreaans spreken; het kind leert de taal van zijn omgeving. Maar het is wel zo dat talen net als de genetica onderworpen zijn aan de wet van de geografische afstand. Dat wil zeggen dat mensen zowel in hun genetische samenstelling als in de taal die ze spreken van elkaar gaan verschillen als ze op afstand van elkaar leven en elkaar nooit tegen komen. Hoe groter de afstand des te groter de verschillen.

Dit eenvoudige geografische principe is zelfs de meest bepalende factor voor de genetische verschillen tussen mensen. Het geldt voor Nederlanders, Duitsers en Koreanen, maar ook voor Palestijnen en Joden. De Palestijnen zijn genetisch verwant aan de Sefardische en Asjkenazische Joden in Israël, meer dan aan de Arabische volkeren van Egypte en Saoedi-Arabië, waarmee ze zich cultureel verwant voelen.

De krachtige uitspraak van de Duitse oproerkraaier, “Wir sind gegen die gesamte Kackscheisse”, sprak me misschien wel het meest aan omdat Nederlanders in genetische zin verwant zijn aan Duitsers en omdat de Nederlandse taal, volgens de wet van de geografische afstand, eigenlijk gewoon een soort Duits is.