Leven met mieren als pissebed op Marken

Het jaarlijkse personeelsuitje van onze afdeling ging dit jaar naar Marken, waar we prompt – we zijn nu eenmaal biologen – in de bosjes aan de Bukdijk een nieuwe pissebeddensoort ontdekten, de mierenpissebed. Het is geen nieuwe soort voor Nederland, het is zelfs een redelijk algemene soort, maar op Marken was hij nog nooit gezien, dus onze vondst is toch weer een nieuw stipje op de kaart van de verspreiding van pissebedden in Nederland. Niet-biologen zullen er om glimlachen, maar biologen weten dat dit soort waarnemingen, gedaan door talloze vrijwilligers, essentieel zijn voor het krijgen van een goed overzicht van de Nederlandse biodiversiteit, iets waar de Stichting EIS-Nederland al jaren aan werkt.

De mierenpissebed is gemakkelijk te herkennen: hij ziet er uit als een typische pissebed, een beetje aan de kleine kant, maar hij is volledig wit en heeft geen ogen. Het bijzondere is de beweging van zijn antennes, die een beetje zenuwachtig is voor een pissebed. Ongetwijfeld heeft dat te maken met zijn leven in een mierennest. Door zijn antennes snel te bewegen wekt hij de indruk dat hij een mier is en de mieren laten hem daardoor ongemoeid. Dat betekent dat de pissebed een luizenleventje heeft, want hij zit onder de grond en is beschermd tegen lijsters, kevers, spinnen en andere insectenetende dieren die door de agressieve mieren op afstand worden gehouden.

Mierenpissebedden zitten in verschillende mierennesten en ze passen hun gedrag en zelfs hun lichaamsgrootte aan de gastheer aan. Mierenpissebedden in de nesten van de gele weidemier, een vrij klein beestje, zijn veel kleiner dan mierenpissebedden in nesten van de rode bosmier.

Het verplicht of facultatief samenleven van verschillende soorten noemen de biologen symbiose, maar in dit geval ligt het voordeel vermoedelijk helemaal aan de kant van de pissebed want ik zou niet weten wat het voordeel voor de mieren zou kunnen zijn, behalve dat de pissebed hun rommel opruimt. Veel mensen denken dat mieren slimme dieren zijn (“kijk eens hoe mooi ze hun nest georganiseerd hebben!”), en pissebedden staan bekend als domme afvaleters, maar in feite laten de mieren zich zich op een simpele manier in de luren leggen. Ze accepteren een beest als huisgenoot dat helemaal niet op een mier lijkt; alleen doordat de pissebed een beetje zenuwachtig met zijn antennes beweegt zijn ze al gefopt.

Pissebedden zijn niet de enige beesten die zich schuilhouden in een mierennest. Er is een weelde aan ongewervelde dieren die op hetzelfde idee gekomen is. Het meest bekend is nog wel het pimpernelblauwtje, een vlinder die in Nederland was uitgestorven maar in 1990 opnieuw geïntroduceerd werd en nu op één plaats in een natuurgebied in Noord-Brabant voorkomt. De kwetsbaarheid van het pimpernelblauwtje heeft te maken met zijn ingewikkelde levenscyclus. De vlinder legt eieren op de bloemen van grote pimpernel; de jonge rups eet van de bloempjes maar laat zich na een paar weken op de grond vallen waar hij heel stil wacht om opgemerkt te worden door mieren. Dat moet per se de moerassteekmier zijn. Omdat de rups zich gedraagt en ruikt als een mierenlarve, nemen de mieren de rups vervolgens mee naar hun nest, waar hij alle mierenlarven en eieren opeet. De volwassen mieren verlaten dan het nest, en de rups kan ongestoord verpoppen.

De natuur zit vol met dit soort krankzinnig ingewikkelde levenscycli van twee soorten die op onnavolgbare wijze verknoopt en van elkaar afhankelijk geworden zijn. Als wij er naar kijken hebben we de neiging te denken: hoe prachtig zit de natuur in elkaar en hoe uitermate slim zijn de dieren! Maar de evolutiebioloog stelt de vraag: hoe kan zoiets ontstaan? Het gaat niet om het eindresultaat maar om de eerste stap; welk voordeel heeft die stap voor een of beide partners? Zo blijven ook de mierenpissebedden op Marken voorlopig een raadsel.