Maak een machine

Vorige week las ik in de krant ik dat chipfabrikant Intel bij het Nederlandse ASML een exemplaar van hun nieuwe chipmachine heeft besteld. Het apparaat ter grootte van een Amerikaanse schoolbus kost 130 miljoen euro en gebruikt een technologie die alleen ASML beheerst. De machine kan chips maken voor mobiele telefoons en computers die nog weer een orde van grootte kleiner zijn dan degene die we nu hebben. Het ding komt te staan in Ierland; voor het eerst staat er dan een hypermoderne chipmachine op Europese bodem.

Het bericht stond een beetje achterin de krant dus het is u misschien niet opgevallen, maar ik haal het naar voren. Het is namelijk een ongekend staaltje moderne technologie, een onvoorstelbaar ingewikkeld apparaat waar jaren aan onderzoek en enorme hoeveelheden geld aan besteed zijn. Dat een Nederlands bedrijf als enige ter wereld de nieuwe techniek met extreem ultraviolet licht onder de knie heeft gekregen en er bovendien een machine mee kan bouwen die commercieel verkocht wordt, is een prestatie van de allerbovenste plank. Het had op de voorpagina moeten staan.

Ik was getroffen door het bericht omdat ik in de tijd dat ik decaan was van de bètafaculteit medeverantwoordelijk was voor ARCNL, een topinstituut van VU, UvA en de gemeente Amsterdam, waar ze al jaren werken aan dezelfde techniek die door ASML toegepast wordt. Ik heb me toen bij een rondleiding precies uit laten leggen hoe het werkt. Natuurkundigen zijn daar meestal erg goed in, veel beter dan biologen. Je hebt een sterke laser, waarmee je schiet op een druppeltje tin dat vervolgens UV gaat uitzenden. Dat licht heeft zo’n korte golflengte dat je er dingen mee kunt etsen op de schaal van een paar nanometer (een miljardste meter), wat nodig is om die piepkleine chips te maken. Maar de uitdaging, kan ik me nog herinneren, zat hem in de spiegels die het licht moeten richten op de chip. Die spiegels moeten extreem vlak zijn. Vraag me niet meer, alles was extreem.

Die extreme technologie zit dus ook in de chipmachine van ASML. De hele onderneming maakt bij mij een gevoel van opwinding los. Het deed me denken aan de Amerikaanse journalist Tracy Kidder, die in 1981 het boek schreef “The Soul of a New Machine”. Het gaat over een team van jonge computertechnici die voor het eerst een 32-bit mini-computer ontwikkelden voor het Amerikaanse bedrijf Data General. Ik heb het met rode oortjes gelezen. Het was de tijd dat op mijn afdeling aan de VU de eerste Apple II-computer verscheen, een revolutie. Een soortgelijk boek zal ongetwijfeld geschreven worden over de chip-machine van ASML.

Toch lijkt de fascinatie voor technologie gaandeweg uit de maatschappij te verdwijnen. Ik zie het om me heen gebeuren. Terwijl mijn kleinzoon op zijn tablet zit te kijken plak ik de band van zijn fiets. Bedrijven kunnen geen technische vakmensen meer krijgen. De krant publiceert een majeure technische innovatie niet op de voorpagina.

Mensen beschouwen technologie als iets vanzelfsprekends, maar dat is niet zo. Achter elke technologische vernieuwing zitten jaren van denkwerk en doorzettingsvermogen. Dat geldt ook voor de biotechnologie. De coronapandemie wordt niet opgelost door de luitjes die mekkeren over hun zogenaamde vrijheid. De oplossing staat op conto van biomedische onderzoekers die jarenlang gewerkt hebben aan RNA-technologie, zodat er binnen een paar maanden na de eerste uitbraak een vaccin tegen het coronavirus beschikbaar was met een extreem hoge bescherming tegen ziekte.

Ook de klimaatcrisis heeft zo’n technologische innovatie nodig. Zoals Bill Gates al beweerde: niet het eindeloze geklaag over hoe erg het allemaal is gaat ons uit de crisis helpen, maar nuchtere en slimme technologische innovatie. Mijn advies aan minister Dijkgraaf is om straks als eerste een technologisch topinstituut “Energietransitie” op te richten waar alle knappe koppen van Nederland bij elkaar zitten met een paar miljard aan investeringen, om de overgang naar duurzame energie af te dwingen. Maak een klimaatmachine.