Massamigraties drukten een zwaar stempel op de Europese bevolking
Het is hommeles in de oudheidkunde sinds biologen het DNA van oude botten begonnen te onderzoeken. In de laatste jaren heeft het oud DNA-onderzoek een enorme vlucht genomen. Het record staat nu op een studie die gepubliceerd werd in maart van dit jaar. Biologen hebben het volledige erfelijk materiaal uitgeplozen van 400 Europeanen uit de kopertijd en de bronstijd, van 6000 tot 2000 jaar voor Christus. Door de nieuwe genetische technieken is oudheidkunde plotseling hip geworden; je kunt er mee scoren in wetenschappelijk toptijdschriften, maar het geeft veel wrijving tussen de DNA-onderzoekers met hun witte jassen en archeologen die vuistbijlen, potscherven en pannen bestuderen met schepjes en kwasten.
Deels komt het doordat het DNA-onderzoek soms tot radicaal andere inzichten leidt en vele heilige huisjes omver schopt. Maar volgens oudheidkundigen hebben biologen de neiging om de dingen veel te simplistisch voor te stellen en net te doen alsof de genetica de cultuur vastlegt.
Een steeds weer terugkerend thema uit het genetisch onderzoek is dat de mensen die nu op een bepaalde plaats wonen, daar helemaal niet altijd gewoond hebben en vaak van heel ergens anders afkomstig zijn. Als je ergens gedurende lange tijd een kenmerkende cultuur aantreft van potten en andere gebruiksartikelen, betekent dat helemaal niet dat op die plaats altijd dezelfde bevolkingsgroep gewoond heeft. Potten zijn potten en geen mensen. De genetische samenstelling van oude menselijke bevolkingen laat zien dat die sterk beïnvloed is door migraties. Zo blijkt bijvoorbeeld dat 90% van de bevolking van Engeland omstreeks 2500 jaar voor Christus is vervangen door migranten vanuit het continent. En de huidige Egyptenaren zijn helemaal niet verwant aan de farao’s. De farao’s kwamen uit het Midden-Oosten; hun volk is verdwenen en opgegaan in Afrikaanse migranten uit het zuiden, waar de huidige Egyptenaren van afstammen.
Elke bevolking blijkt een mengsel te zijn van DNA dat van elders komt. Geen enkel volk kan bogen op genetische zuiverheid die teruggaat op de eerste mensen. Dat is een mooie les in deze tijd waarin identiteit en afkomst zo belangrijk gevonden worden.
Kenmerkend voor de discussie is de duiding van de zogenaamde touwbekercultuur, die gekenmerkt wordt door het gebruik van koorden als versiering van aardenwerkvazen. Vanaf ongeveer 4900 voor Christus zien we deze cultuur zich verspreiden over West Europa. De Duitse archeoloog Gustaf Kossinna, overleden in 1931, stelde dat de culturele wortels van de Duitse cultuur en de Duitse taal te herleiden zijn tot de opmars van de touwbekercultuur. Zijn ideeën werden later door de nazi’s gebruikt om de biologische superioriteit van het Duitse ras en hun claims op gebiedsuitbreiding te motiveren. Vervolgens heeft de archeologie nogal krampachtig afstand genomen van de ideeën van Kossinna, want niemand wilde geassocieerd worden met de verwerpelijke nazi-ideologie. Interessant is dat het DNA-onderzoek nu aangetoond heeft dat de touwbekercultuur helemaal niet exclusief Europees is. De Amerikaanse geneticus David Reich, zelf overigens van Joodse oorsprong, is tegenwoordig de meest spraakmakende gangmaker van het oud DNA-onderzoek. Hij publiceerde dit voorjaar een prachtig boek over de revolutie die de genetica tot stand gebracht heeft in de archeologie. Zijn publicaties laten zien dat het erfelijk materiaal van de touwbekercultuur voor driekwart afkomstig is van de steppen van Oost-Europa en Azië. Slechts een kwart is gerelateerd aan de mensen die daarvoor al in Europa leefden. Het volk uit het Oosten dat verantwoordelijk gehouden wordt voor de genetische afdruk in Europa is de Yamnaya. Deze mensen introduceerden allerlei vernieuwingen zoals het gebruik van wielen; ze hebben ook bijgedragen aan de verspreiding van de Indo-Europese taal. De nazi’s hadden het vast niet leuk gevonden als ze hadden moeten toegeven dat hun wortels te vinden zijn in Aziatische steppevolkeren.
De discussie tussen genetici en archeologen zal nog wel een tijdje duren. Hopelijk komen ze er uit, mits beide partijen bereid zijn de gegevens te laten spreken en hun ideologie te laten varen.