Meer bioloog onder niet-biologen
“Ik voel me meer bioloog als ik onder niet-biologen ben” zei een student van de opleiding Science & Business Management van de Universiteit van Utrecht. Ik doe mee aan een visitatiecommissie die de kwaliteit van biologische opleidingen in Nederland moet beoordelen. De opleiding Science & Business Management valt onder biologie maar is multidisciplinair. Hij bereidt studenten voor op een carrière in het bedrijfsleven als wetenschapper met verstand van biologie en geneeskunde. In zo’n opleiding werk je vaak samen in gemengde groepen, bijvoorbeeld met studenten bedrijfskunde en economie. De student liet merken dat het in zo’n gemengde groep des te meer opvalt hoezeer je bioloog bent. Je hebt een paar jaar biologie gestudeerd dus je weet er best veel van, zeker in vergelijking met een student bedrijfskunde die voor biologie teruggrijpt op de middelbare school. Omgekeerd geldt dat ook voor studenten bedrijfskunde natuurlijk, die zich erover verwonderen hoe weinig biologen weten van de werking van een bedrijf.
Ik vond de situatie opmerkelijk omdat het volgens mij in zijn algemeenheid geldt: in gemengde groepen komt je eigenheid, je identiteit, sterker tot uiting dan onder gelijkgezinden. Onder biologen val je als bioloog niet op, onder bedrijfskundigen voel je je pas bioloog. Datzelfde geldt in de maatschappij. Iemand uit een islamitische cultuur is zich ternauwernood bewust van het feit dat hij of zij islamitisch is in een land waar iedereen dat is, totdat hij of zij verhuist naar een niet-islamitisch land; dan wordt de islamitische identiteit opeens belangrijk. Voor mensen van kleur die in Nederland wonen is hun identiteit belangrijker dan voor een Afrikaan in een Afrikaans land, kan ik me zo voorstellen.
Het is een heel natuurlijk verschijnsel dat onder minderheidsgroepen de eigen identiteit belangrijk wordt. Het past niet om dat te ontkennen of zelfs te willen bestrijden, zoals Ayaan Hirsi Ali deed in WNL op zondag in maart van dit jaar. Ze zei: “Integratie terwijl je vasthoudt aan je eigen waarden is onzin.” Ze pleit ervoor dat immigranten die naar Nederland komen hun eigen identiteit opgeven en zich conformeren aan de Nederlandse cultuur. Maar dat gaat natuurlijk niet werken, zo laat het voorbeeld van mijn Utrechtse studenten zien. Een minderheidsgroep moet juist de ruimte krijgen om zijn identiteit te behouden in de vreemde omgeving, want dat geeft houvast. Het is juist de basis van waaruit ze aan de Nederlandse cultuur kunnen deelnemen en die kunnen waarderen, net als de biologiestudenten in een omgeving van bedrijfskundigen aangesproken en gewaardeerd werden om hun biologische kennis.
Maar waar ik een vreselijke hekel aan heb is als mensen hun hele leven ophangen aan één identiteit, alsof die identiteit zo belangrijk voor ze is dat ze nergens anders meer aan kunnen denken en alles vanuit die ene identiteit bekijken. Ik ben een witte man, maar ik weiger om in het hokje van de witte mannen geduwd te worden. Ik ben ook echtgenoot, vader, opa, oudere, docent, bioloog, onderzoeker, politicus, katholiek, schrijver, hardloper, enzovoorts. Dat ik een man ben betekent niet dat ik een vrouw niet kan begrijpen. Ik heb ook een vreselijke hekel aan politieke partijen die hun hele programma ophangen aan één identiteit, zwart, oud, boer of wat dan ook. Een politieke partij hoort uit te gaan van een maatschappijvisie, niet van een identiteit of een belangengroep.
De biologen van Utrecht zijn bioloog, maar niet alleen maar bioloog, anders kunnen ze niet werken in een multidisciplinair team. Ze moeten ook belangstelling hebben voor bedrijfskunde en ze moeten bereid zijn zich daarin te verdiepen. Zo moet ook elke minderheid in Nederland vrij zijn om zijn identiteit te behouden en uit te dragen, maar moet zich niet vereenzelvigen met die identiteit, anders krijgen we een maatschappij bestaande uit eilandjes.