Meester en gezel
“Mijn promotor is een dictator” zeiden sommige jonge mensen die aan de universiteit bezig zijn om hun proefschrift te schrijven. Een maand geleden maakte de NOS de resultaten bekend van een onderzoek uitgevoerd onder beginnende wetenschappers die zich voorbereiden op het behalen van de doctorsgraad, het hoogste wetenschappelijke diploma. Eerste haal je je bachelor, dan je master en daarna worden de meest talentvolle jongelui aangenomen als promovendus. Als ze na 4 jaar hun proefschrift met succes verdedigd hebben worden ze doctor.
Een promovendus wordt geholpen door een begeleider, meestal een hoogleraar en vaak ook nog een medebegeleider van dezelfde afdeling. Maar in het Nederlandse systeem is de hoogleraar cruciaal want dat is de persoon met het promotierecht, hij of zij heet promotor. Alleen een promotor kan de doctorsgraad toekennen. Als promovendus ben je dus volkomen afhankelijk van je promotor.
Veel promovendi ervaren het doen van zelfstandig onderzoek en het schrijven van een proefschrift als een extreem stressvolle periode. Bovendien bleek uit het onderzoek van de NOS dat vier van de tien promovendi te maken krijgen met wangedrag van de kant van hun promotor, zoals onredelijke eisen, zware prestatiedwang, maar ook slechte begeleiding, ongeïnteresseerdheid, discriminatie en grensoverschrijdend seksueel gedrag. Als gevolg daarvan lijden sommige promovendi aan depressies en overspannenheid en haken ze af. Om dat te voorkomen moeten de universiteiten vanaf 1 juli een ombudsman hebben waar promovendi met hun klachten naar toe kunnen.
Ik voelde me aangesproken door dit verhaal omdat ik in mijn carrière aan de universiteit heel veel met promovendi gewerkt heb. In totaal heb ik tot nu toe 73 promoties gedaan, er zijn er nog drie te gaan en vier hebben het opgegeven, dus je mag het aantal ook op 80 zetten. Van de 73 waren er 35 vrouw en 38 man; 23 waren van niet-Nederlandse afkomst, met 14 verschillende nationaliteiten als ik het goed geteld heb. Dus je kunt zeggen dat ik een behoorlijke diversiteit aan jongelui begeleid heb. Ik denk dat ik behoor tot de multipromotores van de Vrije Universiteit. Ik zeg dit om aan te geven dat ik recht van spreken heb als ik iets zeg over de relatie tussen een promotor en zijn of haar promovendus.
Als er één ding duidelijk is, is het wel dat alle promovendi verschillend zijn. Een promovendus is iemand die je als persoon begeleidt; hij of zij zit niet in een klasje. Je hebt heel veel één-op-één gesprekken met zo iemand, dus je ontwikkelt een persoonlijke relatie. Maar de kunst is om de relatie zowel persoonlijk als professioneel te houden. Je moet oprecht meeleven met de worstelingen die een promovendus doormaakt en je anderzijds gedragen als de ervaren leider waar de promovendus tegenop kan zien en die de weg wijst.
Als ik terugkijk op die lange rij promovendi denk het meest aan het meester-gezel-model. In het gilde-systeem uit de Middeleeuwen was een gezel iemand die een bepaald vak leerde door met de meester op te werken, door af te kijken en te leren in de praktijk. Kenmerkend voor het model is de afwezigheid van uniforme instructie. Je leert het vak niet door een boekje te raadplegen, je leert door het te doen in de praktijk, een voorbeeld te volgen en tegelijkertijd gestimuleerd te worden in het ontwikkelen van je eigen creativiteit. Uiteindelijk moet de promovendus het zelf doen. De promotor moet hem of haar motiveren en de vrijheid geven om het zelf te doen. Simpel zat, zou je denken, maar elke promovendus vraagt weer een andere aanpak. En het rare is, ik heb zelf nooit een cursus gedaan over hoe je promovendi moet begeleiden. Ik heb het geleerd van mijn promovendi. De meester leert ook van zijn gezellen. Misschien dat de ombudsman iets heeft aan mijn ervaringen, maar of mijn model echt goed werkt moeten de promovendi zelf maar beoordelen.