Monogaam met bijnieren
Menselijk gedrag wordt gestuurd vanuit de hersenen, weten we, en sinds het boek van Dick Swaab (“Wij zijn ons brein”) hebben we de neiging te denken dat de hersenen al ons gedrag, ons hele menszijn, vastleggen. Dat is natuurlijk niet zo en Swaab zal de eerste zijn om dat toe te geven. Een recent artikel in het tijdschrift Nature dat ik deze week las geeft er wel een heel bijzondere wending aan: ook de bijnieren beïnvloeden het gedrag.
De bijnieren liggen als kapjes op de nieren, maar feitelijk hebben ze daar niks mee te maken, want het zijn geen uitscheidingsorganen maar hormoonklieren. Ze vertonen meer overeenkomst met de geslachtsorganen en daar stammen ze ook van af (tenminste, de buitenkant, de schors of cortex; de binnenkant, het merg, is een ander verhaal). De hormonen die door de bijnierschors gemaakt worden vertonen chemische overeenkomst met geslachtshormonen. In de embryonale ontwikkeling van de mens zie je dat de bijnierschors ontstaat uit dezelfde groep stamcellen als de geslachtsklier.
Maar niemand had vermoed dat door evolutie van de bijnieren het gedrag van een soort kan veranderen. Dit is ontdekt bij muizen die in het wild voorkomen in Noord-Amerika. Het zijn kleine dieren, een beetje verwant aan woelmuizen, die vooral ’s-nachts actief zijn; ze worden ook wel hertmuizen genoemd. Binnen deze groep muizen is een soort met de Engelse naam “oldfield mouse”, die ouderschapszorg en monogaam gedrag vertoont. Mannetje en vrouwtje blijven hun hele leven bij elkaar en hebben een sterke paarbinding. Zowel mannetje als vrouwtje zorgen voor de jongen. Dat komt bij zoogdieren maar in 5% van de gevallen voor (maar wij vallen daar ook onder, als mens).
De meeste muizen zijn promiscue: ze paren met elke soortgenoot die ze tegenkomen en zorgen veel minder goed voor hun jongen. Het mannetje vertoont meestal helemaal geen zorggedrag. Binnen die muizen is 20.000 jaar geleden de monogame “oldfield mouse” ontstaan, met een gedrag dat totaal afwijkt van soorten die verder heel erg aan hem verwant zijn. Dit grote verschil in gedrag heeft biologen jaren beziggehouden: hoe is het ontstaan? Daar is nu een antwoord op gekomen. En het fascinerende is: het verschil zit niet in de hersenen maar in de bijnieren.
In de bijnieren van de monogame soort vond men een nieuw celtype, dat nog nooit eerder gezien was. Deze cellen produceren een hormoon dat bij de andere muizen nauwelijks voorkomt, hoogstens als onwerkzaam bijproduct, maar dat bij de oldfield mouse monogaam gedrag veroorzaakt. Als je het hormoon inspuit bij andere muizen gaan ook die beter voor hun jongen zorgen. Het celtype is ontstaan door een mutatie in een gen dat de embryonale ontwikkeling van de bijniercellen aanstuurt, dus de muizen worden al geboren met de aanleg om monogaam gedrag te vertonen en hun jongen te koesteren.
Ik stond perplex toen ik dit las. We wisten al dat de darm een grote invloed heeft op ons gedrag. De bacteriën in de darm kunnen bepaalde darmcellen activeren die in direct contact staan met de hersenen. Binnen een paar milliseconden “weten” de hersenen het als er iets mis is in de darm. Dat de darm zo belangrijk is voor ons welbevinden is een recent inzicht, het is pas ontdekt in 2018. Het gaf een wetenschappelijke basis aan het “onderbuikgevoel”, of zoals de Engelsen zeggen de “gut feelings”.
We denken niet alleen met onze hersenen, maar ook met onze darm. Maar dat we misschien ook met onze bijnieren denken zoals de muizenstudie suggereert, kwam voor mij als een verrassing. Evolutie van gedrag gaat niet alleen via veranderingen in de hersenen maar ook via veranderingen in de darm en de bijnieren, en mogelijk nog meer organen. Wij zijn ons hele lichaam.