Netwerken
Verbindingen en netwerken zijn kenmerken van de natuur. Dat was kortgezegd de boodschap van mijn collega Toby Kiers bij de toespraak die ze hield op de verjaardag van de universiteit, een feestelijke plechtigheid. Toby heeft dit jaar de Spinozapremie gewonnen, een prijs van 1,5 miljoen die wordt uitgekeerd aan wetenschappers van uitzonderijke kwaliteit, om hun onderzoek verder uit te breiden. Ik heb zelf nooit zulke vette prijzen gehad, maar een kleine beetje van Toby’s prijs straalt ook op mij af, want ze werkt in mijn voormalige afdeling en ze is erbij gekomen toen ik hoofd van de afdeling was. Ik controleerde tijdens de receptie na haar toespraak even bij Toby of ik dit mocht zeggen maar ze vond het goed.
Het onderzoek van Toby gaat over schimmels in de bodem. Het lijkt niet erg sexy om te kijken naar schimmels, een verzameling witte draadjes en slijmerige massa, laat staan in de bodem, maar Toby weet er wat moois van te maken. Ze benadrukt de verbindingen die schimmels leggen, onderling en met planten.
Een netwerk heeft eigenschappen die een afzonderlijk individu niet heeft. Door een netwerk zie je meer, je komt verder en je leert van andere inzichten. Niet voor niets functioneert een meerkoppig bestuur van een groot bedrijf het beste als daarin mensen met een verschillende achtergrond in vertegenwoordigd zijn, mannen en vrouwen, technici en theoretici, praktische mensen en filosofen, samen kunnen ze oplossingen verzinnen waar een groep gelijkgestemden niet uitkomt.
Dat geldt ook voor de natuur. Veel schimmels groeien een stukje in een plantenwortel en maken daar een speciaal knolletje waar een ruilhandel tussen schimmel en plant plaatsvindt. Allebei hebben ze voordeel van die handel, want de schimmel ontvangt suikers waar de plant een overmaat van heeft vanwege de fotosynthese in zijn bladeren. En de schimmel levert zouten aan de planten zoals fosfaat, waar de plant moeilijk aan kan komen doordat fosfaat in de bodem nogal onoplosbaar is. De schimmel heeft een enorm netwerk van draadjes en vergroot zo het contact tussen plant en bodem. Deze symbiose, zoals de biologen het noemen, is onder Toby’s handen een model geworden voor samenwerking in het algemeen.
Veel mensen denken dat het in de natuur alleen maar strijd is, wie de sterkste is wint en wie zwak is zakt weg in kommer en kwel. Maar er is ook veel samenwerking in de natuur. Dat werkt het beste als beide partijen een voordeel hebben. Toby heeft laten zien dat er nog iets bijkomt: zowel de plant als de schimmel moet bedriegers kunnen herkennen en buiten de deur houden. Als je dat niet doet ontaardt een samenwerking binnen de kortste keren in klaploperij, want het is altijd voordeliger om te nemen en niet te geven. Ook de plant en de schimmel doen dat. Het sterkste voorbeeld, waar een promovendus van Toby en mij aan gewerkt heeft, vond ik wel het vreten van insecten aan de schimmels. Veel bodemdieren zijn dol op schimmels omdat ze erg voedzaam zijn en qua bestanddelen veel meer overeenkomen met dieren dan planten. Maar als een schimmel een samenwerking met een plant aangaat krijgt hij van de plant een speciaal stofje dat giftig is voor schimmeleters. Door de samenwerking wordt de schimmel beschermd tegen vraat. En het is nog sterker: als de schimmel te weinig fosfaat levert aan de plant krijgt hij dat stofje niet. Klaplopers worden opgegeten door schimmeletende bodemdieren. Hoe wonderlijk complex zit de natuur in elkaar.
Er is een mooie parallel met de huidige politieke situatie in Nederland. Als je vooruit wilt komen moet je samenwerken. Je moet een netwerk vormen van partijen die net zo verschillend van elkaar zijn als planten, schimmels en dieren. En, zo leert Toby’s netwerk ons, dat gaat alleen goed als er een wederzijds voordeel is en als klaplopers die wel profiteren maar niks leveren herkend kunnen worden. Gaat dat gebeuren?