Nobelprijs voor evolutiebioloog
Op 3 oktober maakte het Nobelprijscomité bekend dat de prijs voor Fysiologie of Geneeskunde dit jaar gaat naar Svante Pääbo, geboren Zweed, maar al jaren werkzaam aan het Max Planck Instituut in Leipzig, Duitsland. Hij heeft als eerste het genoom van de neanderthaler ontcijferd. Ik was verrukt dit te horen. Een Nobelprijs voor een evolutiebiologisch onderwerp! Evolutiebiologie heeft zich een plek veroverd te midden van de toppers van de geneeskunde en de sterrenkunde.
Pääbo heeft grote invloed op mij gehad omdat zijn werk terugkeerde in menig college over de evolutie van de mens, een reeks die ik jarenlang gegeven heb aan de Vrije Universiteit. Elk jaar was er wel weer een nieuw artikel verschenen van zijn groep waarover ik de studenten kon vertellen. Het is verbluffend te zien wat hij allemaal gedaan heeft. Een heel nieuw vakgebied heeft hij ontwikkeld, paleogenomica, de studie van oud DNA om de relaties tussen mensen en hun uitgestorven voorouders op te sporen.
Het uitlezen van oud DNA is extreem moeilijk en nog steeds zijn er maar een paar laboratoria ter wereld die dat betrouwbaar kunnen doen. Het DNA van fossielen is gefragmenteerd in stukken en brokken en bovendien chemisch veranderd. Je moet allerlei trucs uithalen om uit de brokstukken een betrouwbare DNA-volgorde te reconstrueren en daarbij heb je erg veel rekencapaciteit nodig. Bovendien moet je extreem schoon kunnen werken want menselijk DNA zweeft overal door de lucht en voor je het weet ben je je eigen DNA of dat van je collega’s aan het bekijken. Maar Pääbo kreeg de genetische code van de neanderthaler gekraakt.
Ik heb een keer een lezing van Svante Pääbo bijgewoond. Hij had een vreselijk saaie en droge verteltrant. Ik weet nog goed dat ik na afloop dacht “Dat zo’n beroemd iemand zo’n waardeloze voordracht heeft. Dat kan ik beter.” Met schaamte denk ik aan die gedachte terug, want Pääbo heeft een Nobelprijs gewonnen en ik niet. Zijn saaie voordracht was vooral opvallend omdat het verhaal dat hij vertelde uitermate opwindend was. Het ging over een bepaald gen dat een bijzondere vorm heeft bij de mens. Het heeft te maken met de ontwikkeling van taalvermogen. Er is een zeldzame afwijking bekend waarbij het beschadigd is en deze kinderen leren niet goed praten. Dat de mens een unieke vorm van het “taalgen” heeft, sterk verschillend van gorilla’s en chimpansees, klopt goed met het feit dat taal een unieke eigenschap is van Homo sapiens.
Pääbo had proeven gedaan met muizen die genetisch gemodificeerd waren voor het “taalgen”. De muizen-versie van het gen was vervangen door de menselijke versie. Maar het bleek jammer genoeg dat de gemodificeerde muizen niet plotseling begonnen te praten. Eigenlijk was er weinig bijzonders aan op te merken, behalve dat na lang puzzelen men erachter kwam dat ze iets anders piepten. Het gen doet wel iets met de hersenen, maar het ontwikkelen van taal is nog vele malen ingewikkelder. De versnelde evolutie die het gen zou vertonen, klopte achteraf niet.
Uit het onderzoek van Pääbo bleek bovendien dat de neanderthaler precies dezelfde versie van het “taalgen” had als de mens. Toch zijn de meeste evolutiebiologen ervan overtuigd dat neanderthalers geen vorm van taal hadden zoals wij. Ze konden natuurlijk wel met elkaar communiceren, maar het uitbeelden van de omgeving in de vorm van tekeningen en sculpturen, uitingen van expressie van een innerlijke wereld, zien we nooit bij neanderthalers.
Ik dacht dus indertijd dat zo’n onderwerp zich zou moeten lenen voor een spectaculaire lezing. Maar het geval Pääbo laat zien dat het in de wetenschap niet gaat om spetterende presentaties. Dat is een goede les in deze tijd waarin veel lijkt af te hangen van uiterlijk vertoon en beeldvorming. Met veel creativiteit, concentratie, geduld en doorzettingsvermogen een bepaald doel nastreven, dat is wat je een Nobelprijs kan opleveren. Gefeliciteerd, Svante!