Ontspullen is terugkeer naar 10.000 jaar geleden

Verschillende mensen in mijn omgeving namen zich voor om in het nieuwe jaar te gaan “ontspullen”. Ontspullen was voor mij het woord van het jaar, maar ik houd er afstand van. Ik begrijp het idee, je wilt kleiner wonen, in een appartement of misschien wel in een tiny house, kortom wonen met minder rommel om je heen, want dat vereist allemaal onderhoud en schoonmaken. Het ontspullen past ook in een trend om sober en eenvoudig te leven, wat ik sympathiek vind, je kunt het zelfs milieuvriendelijk noemen, hoewel je dan natuurlijk als eerste de auto de deur uit zou moeten doen, maar die is voor de meeste mensen niet ontspulbaar.

In het minimalisme, een uit Amerika overgewaaide stroming, wordt het ontspullen gezien als manier om tot jezelf te komen. Het zou meer rust en ruimte geven, niet alleen in je huis maar ook in je hoofd. Je ruimt alles op wat overbodig is, wat geen waarde meer voor je heeft. Het ideaal van het minimalisme is dat je niet meer dan honderd dingen over houdt. Met honderd dingen kun je gelukkig zijn, sterker nog, je bent gelukkiger dan met duizend dingen die je continu moet opruimen. Honderd dingen! Alleen al in mijn gereedschapskist liggen honderd dingen denk ik, als je alle schroevendraaiers en steeksleutels als aparte spullen telt. Maar een minimalist heeft misschien geen gereedschapskist nodig. Ik zou juist ongelukkig worden zonder gereedschapskist. Wat heeft het leven nog voor zin, als je geen inbussleutels meer hebt? En dan heb ik het nog niet eens over mijn boeken die allemaal weg moeten want met een paar planken zit je al over de honderd. Het enige voordeel van ontspullen lijkt me dat je nooit meer op hoeft te ruimen. De voorjaarsschoonmaak is overbodig geworden en de rommelmarkt, waar ik sowieso niet veel mee heb, wordt een no-go zone.

Jager-verzamelaar-volkeren staan er om bekend dat ze weinig spullen hebben en geen persoonlijk eigendom. Omdat ze nu eenmaal nomadisch leven hebben ze alleen dingen die ze gemakkelijk van de ene plek naar de andere mee kunnen nemen. Hun maatschappij is bij uitstek egalitair; je buren hebben net zoveel als jij, namelijk niet veel. Een maatschappij zonder persoonlijk eigendom is de oervorm van de samenleving. Je ziet het ook aan de overblijfselen van menselijke bewoning uit de jager-verzamelaartijd. Er is een beroemde archeologische opgraving in Rusland die de levenswijze van de mensen in de steentijd goed illustreert. De plek bestaat uit een verdiept vlak, restanten van een grote hut of kraal met meerdere vuurplaatsen, waar kennelijk een aantal mensen bij elkaar zaten om iets te braden of te koken. De botten van mammoeten liggen daar in een cirkel omheen. De mensen gebruikten in die tijd vuistbijlen maar ook speerpunten en listig gemaakte priemen en naalden en ze hadden ook beeldjes, armbanden en kralen. Maar de enorme rijkdom aan spullen die wij in huis hebben zie je niet.

De onstuitbare opspulling begon pas goed toen de mensen op één plaats gingen wonen, vanaf 10.000 jaar geleden in het Midden Oosten en vanaf 6.000 jaar geleden in Europa. Vanaf zijn woonplek ging de mens landbouw bedrijven. Om het land te bewerken heb je sowieso een hoop spullen nodig en het onderhoud van de woning vereiste ook het een en ander aan werktuigen. En omdat je in een huis woonde kon je het je permitteren om leuke dingen die je vond of die je maakte te bewaren in plaats van ze gelijk weg te gooien. Dus toen is het verzamelen van spullen begonnen en ook de noodzaak om af en toe te ontspullen.

Voor mij is de ontspulmanie een terugkeer naar de jager-verzamelaar-maatschappijen van meer dan 10.000 jaar geleden. Uiteraard is iedereen vrij om dat te willen, maar ik blijf liever landbouwer. Dan maar opspuller. Ik laat het ontspullen aan me voorbijgaan.