Overbevolking of onderbevolking
Morgen is het Wereldbevolkingsdag, een dag uitgeroepen door het Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties. Het fonds steunt projecten die moeten bijdragen aan een gezonde menselijke voortplanting, zonder ongewenste zwangerschappen of seksueel overdraagbare aandoeningen en met aandacht voor de integriteit van het vrouwelijk lichaam. Maar de Wereldbevolkingsdag is vooral uitgeroepen om stil te staan bij de problemen van overbevolking, die leiden tot water- en voedseltekort, sociale conflicten en massamigraties. De wereldbevolking groeit volgens prognoses toe naar een omvang van 9 miljard in 2050, maar het zou zomaar ook 12 miljard kunnen zijn. Tegelijkertijd bracht het Nederlands Demografisch Instituut afgelopen week een rapport uit waarin gesteld werd dat in 2050 40% van de Nederlandse beroepsbevolking zal bestaan uit mensen met een migratie-achtergrond, vooral afkomstig uit andere Europese landen.
De combinatie van deze twee zaken laat zien dat de bevolkingsproblematiek eerder een kwestie is van overbevolking op de ene plaats en onderbevolking op de andere. De mondiale afname van geboortecijfers heeft al plaatsgevonden. De groei is aan het afnemen. Het zal alleen nog een tijdje duren voordat de wereldbevolking is gestabiliseerd, want in landen die de afgelopen jaren een snelle groei doorgemaakt hebben, leeft nog een grote groep mensen in de vruchtbare leeftijd. Maar op termijn is de wereldbevolkingsproblematiek eerder een kwestie van het vinden van een balans tussen over- en onderbevolking.
Is onderbevolking ook een probleem? Ja dat is het. Onze evolutionaire neef, de neanderthaler, is erdoor uitgestorven. Veel mensen denken dat neanderthalers weggeconcurreerd of zelfs uitgemoord zijn door ons, Homo sapiens, en dat beeld wordt graag naverteld in populaire boekjes, maar er is geen bewijs voor. Het is ook niet logisch want de landschappen van Europa en Azië waren uitgestrekt en boden ruimte genoeg aan mensen. Nee, de neanderthaler is uitgestorven door onderbevolking. Voor elke biologische soort geldt dat er een minimale dichtheid nodig is om een levensvatbare populatie op te bouwen. Biologen noemen dit het Allee-effect, genoemd naar de Amerikaanse ecoloog Warder Clyde Allee, die leefde van 1885 tot 1955.
Hij deed onderzoek aan dieren die altijd in groepjes bij elkaar zitten, zoals pissebedden. Als pissebedden niet bij elkaar kunnen zitten drogen ze te snel uit. Een minimale groepsgrootte is nodig om te overleven. Het geldt voor veel dieren en waarschijnlijk ook voor de vroege mensen. Als de groep te klein wordt ben je minder beschermd tegen roofdieren, je kunt geen geschikte partner meer vinden of de samenwerking die nodig is om in leven te blijven loopt stuk. Kleine groepen maken mensen kwetsbaar. Mijn collega Lia Hemerik van het Biometris-instituut in Wageningen schreef vorig jaar nog een publicatie over de populatiedynamiek van de neanderthaler waaruit dit blijkt. Het is helemaal niet nodig om te denken aan broedermoord, de neanderthalers waren gewoon met te weinig mensen. Dan kan het kort of lang duren, maar je gaat achteruit.
Daar komt bij dat in grote groepen meer malloten rondlopen, maar ook meer genieën. Technologische vernieuwingen en uitvindingen kwamen pas toen de mens een flinke bevolking opgebouwd had, toen er steden ontstonden met concentraties van mensen. In jager-verzamelaar-maatschappijen worden geen uitvindingen gedaan. Onze huidige hoogtechnologische maatschappij, vol met moderne communicatiemiddelen en wereldwijd economisch transport, kan alleen bestaan in een grote bevolking. Overbevolking moet vermeden worden, maar onderbevolking ook.