Plastisfeer

We kenden al de atmosfeer en de biosfeer, maar nu hebben we er nog eentje bij: de plastisfeer. De term werd gelanceerd in een wetenschappelijk artikel dat deze week verscheen. Met de plastisfeer wordt bedoeld het milieu dat direct beïnvloed wordt door plastic. En omdat bodem, water en ecosystemen er inmiddels van vergeven zijn is dat heel wat; vrijwel ons hele milieu wordt beïnvloed door plastic, van de polen tot de tropen, van de oceaan tot de bergtoppen, van zeeschildpadden tot regenwormen.

Verpakkingen, boodschappentassen, isolatiemateriaal, huishoudelijke artikelen, auto’s en fietsen, gebouwen, grasvelden, er is haast geen materiaal meer waar geen plastic in zit. Zelfs tuingrond is al opgeladen met plastic korreltjes. En we zien ook de effecten van deze ongekende vervuiling: hele drijvende eilanden van plastic in de oceaan, vogels die vol zitten met plastic korreltjes in hun maag en zeeschildpadden die in plastic zakken verstrikt raken. Intussen neemt de productie van plastic nog steeds toe en gaan plastic recyclebedrijven failliet, omdat het nog steeds veel goedkoper is om nieuw plastic te maken dan het gebruikte plastic te verwerken.

Nederland is een schoon land met een uitstekende afvalinzameling waar veel plastic uit het huisvuil gehaald wordt voor potentieel hergebruik. Maar iedereen die wel eens buiten Nederland geweest is weet hoe achteloos mensen kunnen omgaan met hun afval. Het ergste heb ik het meegemaakt in Indonesië. Er is in dat hele land geen enkele weg of straat waarvan de bermen niet voor de helft uit plastic bestaan. In de dorpen en steden zie je regelmatig hoopjes afval, met rokend plastic dat in de fik gestoken wordt om ervan af te zijn. En het rare is: de Indonesiërs lijken er zelf niet om te geven. Ze mopperen wel maar ze doen er niks aan. Er valt ook niet tegenop te boksen, zoveel plastic laten ze rondslingeren. Ik denk dat de tijd niet ver is waarop bekende toeristenbestemmingen zoals Bali onaantrekkelijk worden voor Westerse toeristen vanwege de enorme bende overal.

Het rondslingeren van shampooflessen, boterhamzakjes en stukken landbouwplastic is een vreselijk gezicht en schadelijk voor veel dieren maar nog niet het grootste probleem. Plastic breekt niet af, dat duurt honderden jaren, maar het verkruimelt wel. Dan komt het terecht in de bodem, als korreltjes, draadjes, partikels, brokken en dat vormt de “plastisfeer”. In de bodem hadden we al de rhizosfeer, de omgeving van de plantenwortels en de drilosfeer, de omgeving van de regenwormen en hun gangen. Daar komt nu de plastisfeer bij.

Op plastic deeltjes in de bodem vestigen zich bacteriën en schimmels en dat blijken andere soorten te zijn dan degene die zich hechten aan natuurlijke bodemdeeltjes zoals klei en zandkorrels. Door de plastificering van de bodem veranderen we de microbiële gemeenschappen. Uit de korreltjes lekken stoffen die bij de plasticbereiding gebruikt zijn om het plastic te kleuren of week te maken, allemaal zonder dat we de effecten kennen.

Maar het gevaarlijkste begint pas als de plastic deeltjes heel klein geworden zijn, één micrometer in doorsnede of minder. Men spreekt dan van nanoplastic. Alle plastic in het milieu wordt op den duur nanoplastic. Deze deeltjes zijn zo klein dat ze opgenomen kunnen worden door organismen. Zo zijn plastic deeltjes aan te treffen in het bloed. Bij zwangere vrouwen worden ze ook in de placenta gevonden. In een proef met muizen, die Chinese collega’s vorig jaar publiceerden en waar ik aan meegewerkt heb, was te zien dat nanoplastic deeltjes in het drinkwater een effect hadden op de vetstofwisseling van de dieren. In de placenta van zwangere muizen waren afwijkingen te zien.

Het wordt tijd dat er maatregelen komen om de productie van plastic af te bouwen. We zijn eraan verslaafd geraakt maar het was een slecht idee, we moeten er weer van af. En dan moeten we nog de gigantische berg plastic van de afgelopen 50 jaar, die nu rondzwerft in het milieu, opruimen, hopend dat de plastisfeer in de tussentijd geen onoverkomelijke problemen heeft veroorzaakt.