Toch de ribkwallen

U zult het misschien niet geloven maar een evolutiebioloog kan wakker liggen van ribkwallen. Als u aan het strand bent deze zomer moet u eens letten op kleine geleibolletjes in de branding of op het zand, ter grootte van een knikker, en die in een potje met zeewater doen. Als u dan een beweging van iriserende golven over de buitenkant van het bolletje ziet lopen is het een ribkwal. De soort die algemeen is aan de Nederlandse kust heet zeedruif, Pleurobrachia.

Ribkwallen vormen een aparte stam van het dierenrijk, niet heel rijk aan soorten, ongeveer 200, maar ze houden de gemoederen van de biologen danig bezig. Ze lijken het meest op kwallen en werden dan ook altijd ingedeeld bij de kwalachtige dieren zoals zeeanemonen, poliepen en echte kwallen. Zo heb ik het vroeger zelf ook geleerd. Ze zijn wel een beetje anders, want ribkwallen kunnen niet steken. In plaats van steekcellen op hun tentakels hebben ze plakcellen. Ze laten hun tentakels als lange draden in het water hangen en halen ze af en toe op om het plankton dat eraan blijft plakken naar binnen te werken.

Dat deze dieren kwalachtig zijn is overduidelijk, maar het klopt niet met het moderne DNA-onderzoek. Volgens het DNA zijn de ribkwallen de meest primitieve groep van het hele dierenrijk, primitiever nog dan de sponzen. Eerst de ribkwallen, dan de sponzen, dan de kwallen, terwijl we altijd dachten: eerst de sponzen, dan de kwallen, dan de ribkwallen. Het lijkt volkomen onlogisch om de ribkwallen aan de basis van de stamboom te zetten, maar het DNA liegt niet.

Er zijn allerlei problemen met die positie omdat ribkwallen een primitief zenuwstelsel hebben en sponzen niet. Het zou betekenen dat het zenuwstelsel twee keer is ontstaan, eerst bij de ribkwallen, toen weer verloren gegaan en opnieuw ontstaan bij de kwallen, zeeanemonen en poliepen. Ook de evolutie van voortplantingssystemen wordt overhoopgegooid. Ribkwallen zijn namelijk allemaal hermafrodiet, dat wil zeggen, elk dier is zowel man als vrouw. Maar de meeste biologen gaan ervanuit dat de seksualiteit in het dierenrijk begonnen is met gescheiden geslachten, man en vrouw. Later zijn die geslachten bij verschillende groepen in hetzelfde individu terecht gekomen.

Het idee dat ribkwallen de meest oorspronkelijke diergroep zijn werd in 2008 voor het eerst geponeerd. Daarna verschenen er verschillende artikelen die hetzelfde vonden, maar ook artikelen die het tegenspraken. Er ontstond een felle discussie. Het bleek af te hangen van de manier waarop je het DNA analyseert. Daar komen veel aannames bij kijken en sommige van die aannames zijn cruciaal voor de uitkomst.

Zo kletste ik mezelf er altijd uit. Ik hield de studenten voor dat de sponzen de meest primitieve dieren waren en ik negeerde het DNA-onderzoek als foutief, zonder precies te kunnen aangeven waarom. Dit heb ik jaren volgehouden, zelfs nog bij mijn HOVO-cursus van vorige maand. Maar nu las ik deze week een publicatie in het gerenommeerde tijdschrift Nature dat vrij overtuigend aantoont dat de stam van de ribkwallen aan de basis van het dierenrijk staat. Een internationale groep biologen uit Oostenrijk, Amerika en Japan heeft met een nieuwe techniek de evolutionaire verwantschap tussen ribkwallen en de rest van het dierenrijk onderzocht. Ze keken ook naar het DNA maar niet naar de sequenties zelf, maar naar de volgorde van genen. Daar gebeurt over het algemeen weinig mee, maar soms verschuiven genen wel eens ten opzichte van elkaar. Dat zijn heel zeldzame gebeurtenissen die je dus goed kunt gebruiken om de evolutie in een heel ver verleden goed te reconstrueren. En de conclusie van de publicatie is overduidelijk: ribkwallen komen vóór sponzen. Hier kan ik nu wakker van liggen, lieve lezer, kunt u dat begrijpen?