Toespraak tot de dieren op Werelddierendag

Het is Werelddierendag vandaag, maar weet de wereld wat een dier is? Natuurlijk weet u wat een dier is, immers uw hond en kat zijn dieren en uw kamerplant niet. Maar er zijn moeilijker gevallen. Zo zijn volgens biologen pantoffeldiertjes en zonnediertjes echt geen dieren terwijl beerdiertjes en mosdiertjes zeker wel dieren zijn. En wat dacht u van zeeanemonen, zeelelies en zeekomkommers? Allemaal dieren. Bij nader inzien is het helemaal niet zo duidelijk aan welke wezens we vandaag speciale aandacht moeten schenken.

Ik weet nog goed, jaren geleden, dat er een keer een student bij me kwam: “Meneer van Straalen, ik wil iets doen met dieren.” Ik zei: “Dat komt goed uit, want je bent hier op de afdeling Dierecologie waar we werken aan springstaarten.” En ik begon te vertellen over ons prachtige werk aan springstaarten. “Nee, meneer, ik bedoel dieren…”, zei de studente.

Wat deze student, en veel andere mensen, zien als dier is ongeveer wat valt onder de Wet op de Dierproeven. Deze wet regelt proeven die biologen doen met vissen, amfibieën, reptielen, vogels en zoogdieren, plus andere dieren die daar door de minister aan kunnen worden toegevoegd zoals inktvissen en honingbijen, maar springstaarten, pissebedden, slakken en wormen zijn geen dier in de zin van de wet en daar kun je dus naar hartenlust proeven mee doen. U zult het raar vinden, maar wat een proefdier is hangt ook af van wat je met het dier doet. Als je een partij forellen koopt bij een kweker om ze open te snijden voor een biologiepracticum doe je een dierproef maar als de visboer dezelfde forellen koopt en ze opensnijdt om de ingewanden te verwijderen en de rest op de markt te verkopen is de forel plotseling geen proefdier.

En de Partij voor de Dieren, voor wie is die? Ik had daar eens een discussie over met Esther Ouwehand. Ze is tijdelijk voorzitter van de Tweede Kamerfractie nu Marianne Thieme haar functie heeft neergelegd. Esther verzekerde me dat alle dieren, in biologische zin, onder de Partij voor de Dieren vallen. Je moet respect hebben voor het hele dierenrijk, maar, zei ze, niet alle dieren zijn gelijk.

Maar nu komt de moeilijkste vraag, die met name de evolutiebioloog zich stelt: waar beginnen de dieren? Als het hele dierenrijk gevormd is door evolutie is er ook een moment geweest waarop er nog geen dier was. Toen is het ergens begonnen, het eerste dier, en daaruit kwamen alle andere dieren voort. Hoe zag dat eerste dier eruit en hebben we nog iets levends dat daar op lijkt?

Biologen zijn het hierover niet met elkaar eens. Vroeger, toen ik studeerde, was het duidelijk: sponzen. Sponzen zijn de meest primitieve dieren, leerden we, en ze lijken het meest op het wezen waarmee het dierenrijk begonnen is, meer dan 700 miljoen jaar geleden. Maar in de loop van de jaren zijn er andere kandidaten gekomen. Een tijd lang hebben de ribkwallen hoge ogen gegooid. Ribkwallen zijn ronde geleibolletjes die je vindt aan het strand, ter grootte van een knikker. Als je ze in een jampotje met zeewater doet zie je over hun lichaam mooie golven van iriserende kleuren lopen. Dat komt door de gecoördineerde bewegingen van kammetjes die in rijen op de buitenkant staan.

Nu zijn er verschillende DNA-analyses gepubliceerd waar als resultaat uit komt dat ribkwallen primitiever zijn dan sponzen. Ik had daar altijd moeite mee, maar gelukkig is het niet meer zo. Het blijkt dat de manier waarop je de stamboom van het leven uitrekent heel veel uit maakt. Dat de ribkwallen er steeds uit kwamen was een artefact van de berekening.

Dus mocht u vandaag het dierenrijk willen toespreken om de hele levende have geluk te wensen, begin dan bij de sponzen, sla de zeeanemonen niet over, neem de mosdiertjes mee en eindig bij u zelf; u bent zelf namelijk ook een dier.