Treksoorten in gevaar, paling ook
Vorige week begon in Samarkand, Oezbekistan, een conferentie van de Verenigde Naties over migrerende soorten die in hun voortbestaan bedreigd worden. De VN heeft voor het eerst in kaart gebracht welke soorten met uitsterven bedreigd worden doordat ze in hun levenscyclus van de ene plek naar de andere trekken. Ik leef op afstand een beetje mee want Anne-Marie, voormalig student van mij, leidt de Nederlandse delegatie. Ze heeft carrière gemaakt bij het Ministerie en stond vorige week al op de foto met de minister van Ecologie van Oezbekistan.
Ik leef ook mee omdat de conferentie mede gaat over de oer-Hollandse paling. Ook die staat op de VN-lijst, zij het niet bij de soorten die acuut met uitsterven bedreigd worden, maar op een tweede lijst, appendix II, van soorten die ernstig bedreigd worden. Ik liet Anne-Marie weten dat ik me aanbood als haar assistent voor de paling, maar het was al te laat om naar Oezbekistan af te reizen, de conferentie was al begonnen.
Ik vond het een beetje raar dat geen enkele journalist in de berichtgeving vermeldde dat de paling op die VN-lijst staat. Allemaal hadden ze het over trekvogels, olifanten en manta’s, maar niemand had beseft dat het ook gaat over een typerende soort van de Nederlandse sloten: de Europese paling, Anguilla anguilla.
Soorten die tijdens hun leven lange trektochten maken zijn extra kwetsbaar juist vanwege die trek. Het trekken doet een groot beroep op de energiereserves, het vermogen om te navigeren en de juiste route te kiezen door onbekend terrein. De paling trekt maar één keer in haar leven. Ze keert terug naar haar geboortegrond om zich daar voort te planten. De schieraal maakt vanuit Europa een tocht van 6000 km naar de overkant van de oceaan. De vetvoorraad die ze hier in vele jaren heeft opgebouwd wordt omgezet in eieren en ook gebruikt om tegen de stroom in te zwemmen. Ze eten niet onderweg. Als ze aankomen is de darm vrijwel verdwenen, de vrouwtjes zitten vol met eieren, ongeveer een miljoen per vis.
Het paaien gebeurt in de Sargassozee, het oceanisch gebied ter hoogte van Florida. Maar niemand heeft ooit gezien wat de palingen daar precies doen. Tot voor kort was zelfs niet bewezen dat de palingen daar naar toe zwemmen. Als je palingen merkt en ze met satellietbeelden volgt, raak je ze kwijt als ze de oceaan op gaan. Pas in 2022 verscheen er een wetenschappelijk artikel waarin onderzoekers palingen hadden gemerkt en uitgezet bij de Azoren. Die bleken inderdaad van daar naar de Sargassozee te zwemmen. Maar ze komen niet terug. Na het paaien komt uit de bevruchte eieren een larve die het hele stuk naar de Europese kust terugzwemt en in de kustwateren verandert in een glasaal, een doorzichtig dun palinkje van 5 centimeter. Die trekt het zoete water in en groeit uit tot paling, waarmee de cyclus rond is.
De vraag is waarom de paling dit belachelijke avontuur aangaat. Waarom zou je naar het andere eind van de wereld trekken om je voort te planten, terwijl andere vissoorten het gewoon in de sloot doen? Waarschijnlijk is het evolutionair bepaald. Het gedrag is miljoenen jaren geleden ontstaan, ingeprent in de palinghersenen en kan niet meer veranderd worden. Het probleem voor de paling is dat het continent van Noord-Amerika gedurende 150 miljoen jaar weggedreven is van Europa. Toen de paling ontstond lag Amerika vlakbij Europa. Toen was het gunstig om te paaien voor de kust, maar die kust is in de loop van de jaren steeds verderop komen te liggen. De Amerikaanse paling, die sterk verwant is aan de Europese paling, heeft het beter bekeken. Die paait ook in de Sargassozee, maar haar larven trekken naar het Westen en zwemmen de Amerikaanse en Canadese rivieren op. De Europese palinglarven zwemmen de andere kant op, 6000 km naar Europa; ze doen er bijna een jaar over.
Als ik mee had gemogen naar Oezbekistan had ik dit verhaal mooi kunnen vertellen en ook dat het Volendamse bedrijf waarvan ik bestuursvoorzitter ben, hard werkt aan een oplossing: de kweek van glasaal op land, in aquacultuur. Pas als we dat voor elkaar krijgen is er een kans dat de paling van appendix II van de VN afgaat.