Tweehonderd miljoen jaar zin in bloed
Deze week is de week van de teek. Niet alleen elke heilige maar tegenwoordig ook elk dier heeft zijn eigen dag of week. In het geval van de teek is daar alle reden toe, want als we er weer op uitgaan in het voorjaar worden ook de teken wakker. En ze zijn hongerig, op zoek naar bloed.
Iedereen weet tegenwoordig dat teken akelige ziektes kunnen overbrengen. De bekendste is de ziekte van Lyme, een bacteriële infectie die op zich goed te bestrijden is, maar langdurige klachten kan veroorzaken als hij niet tijdig herkend wordt. Een andere gevaarlijke infectie is die met het teken-encefalitisvirus, waar ik zelf mee te maken kreeg, nu 2 jaar geleden (voor degenen die mijn columns uitknippen en bewaren, op 7 juni 2019 heb ik daar verslag van gedaan).
Maar deze keer wil ik het hebben over de teek als evolutionair model. Hoe zijn teken ontstaan en wanneer? Al het leven is ontstaan in de zee. In de eerste periodes van de aardgeschiedenis, tot zo’n 500 miljoen jaar geleden, leefden ook alle dieren in de zee. Het land was kaal en onbewoonbaar. Er was geen plant en geen dier te bekennen. Maar nadat de eerste planten het land veroverd hadden, het waren hoofdzakelijk mossen, volgden ook de dieren. We zien dan in de evolutionaire geschiedenis, vanaf ongeveer 450 miljoen jaar geleden, dat de ene na de andere diergroep het land veroverde. Op het land bood zich een nieuw ecosysteem aan, wat een snelle evolutie mogelijk maakte; er ontstonden veel nieuwe soorten in elk van de groepen.
Eén van die groepen waren de spinachtigen, waartoe de echte spinnen maar ook schorpioenen, hooiwagens en mijten behoren, allemaal dieren met acht poten en een stel naar voren stekende kaken. Er bleven ook spinachtige dieren in de zee, die zien we nu nog terug als zeespinnen en molukkenkreeften. Eén van de spinachtige diergroepen die op het land ontstonden waren de mijten en de teken.
Uit evolutionaire berekeningen blijkt dat de teken zich al 450 miljoen jaar geleden afsplitsten van de mijten. Maar aanvankelijk konden ze natuurlijk nog geen bloed zuigen, want waar was het bloed? Amfibieën en reptielen waar ze op konden parasiteren kwamen pas later op het land, vanaf 370 miljoen jaar geleden. Ook regenwormen verschenen niet eerder ten tonele dan 180 miljoen jaar geleden, om nog maar te zwijgen van vogels en zoogdieren die daarna kwamen. Dus de eerste teken gebruikten hun stekende kaken om andere dingen te eten.
Toen er op het land eenmaal dieren verschenen waar je bloed uit kon zuigen waren ze nog niet klaar, want bloed is weliswaar rijk aan eiwit, maar het is een zeer eenzijdig dieet. Het grootste probleem is de enorme hoeveelheid ijzer die erin zit. IJzer is voor zoogdieren een sporenelement, waar snel een tekort aan is, maar voor bloedzuigende dieren is het een overmaat; het is giftig. Er zijn speciale enzymsystemen nodig om van het ijzer af te komen. Bovendien moet je als parasiet zorgen dat je niet opgemerkt wordt, dat je een plekje huid vindt dat dun genoeg is en dat je met je kop ingegraven een bloedvat weet te bereiken. In dat alles zijn teken goed geslaagd, ze zijn een evolutionair succes.
Dus dit is mijn persoonlijk bijdrage aan de week van de teek: de teek is een evolutionair oud dier, een van de eerste dieren die aan land kwamen, vele miljoenen jaren geleden, maar de teek was toen nog geen teek. Hij moest nog wel 200 miljoen jaar wachten voordat er dieren kwamen waar je lekker bloed van kon zuigen. Verklaart dat lange wachten de gretigheid waarmee ze zich in uw lichaam vastbijten? In ieder geval altijd uw hele lijf controleren, van uzelf en uw kinderen, wanneer u op een mooie voorjaarsdag naar bos en hei trekt. En waardeer de teek om zijn lange en mooie evolutionaire geschiedenis.