Urbane biodiversiteit

Het lijkt wel of tegenwoordig de soortenrijkdom in de stad hoger is dan op het platteland. Je zou toch denken dat de stad voor veel dieren een gebied is waar je liever niet wilt verblijven vanwege de menigte aan mensen bij elkaar die herrie maken en rotzooi achterlaten. Maar de stad biedt ook veel mogelijkheden, vooral als de bebouwing afgewisseld wordt door bloemrijke bermen, groenstroken en parken. Elke stad heeft wel een paar parken of bosgebieden en die zijn van bijzondere waarde omdat ze het urbane oerwoud leefbaar houden, niet alleen voor de inwoners maar ook voor de planten en dieren die daar een toevluchtsoord vinden. Het belang van stadsparken is veel groter dan het park zelf, de hele omgeving profiteert van de biodiversiteit die door het groen in stand gehouden wordt.

Een voorbeeld is de Alkmaarderhout, het oudste stadspark van Nederland aan de rand van het centrum van Alkmaar. Al jaren probeert de actiegroep “Red de Hout” te voorkomen dat een deel van het bos gekapt wordt ten behoeve van uitbreiding van het ernaast gelegen ziekenhuis en evenzovele jaren is het ziekenhuis, gesteund door de Alkmaarse gemeenteraad, bezig om die plannen gerealiseerd te krijgen.

Met actievoerder Johan Bos stond ik te kijken naar een bloeiende lindenboom in de Hout. Je wilt niet weten hoeveel bijen, hommels, zweefvliegen en kevers op één zo’n boom afkomen. Die nestelen niet allemaal onder de boom, maar komen aanvliegen van honderden meters afstand. Dan realiseer je je hoe belangrijk behoud van stadsparken, urbaan groen en begroeiing is voor de hele omgeving. Je moet vooral grote en oude bomen hebben want die bieden structuur, hoogte en breedte, oude en jonge takken, gaten en knobbels, en leggen bovendien het meeste koolzuurgas vast.

Vaak hebben stadsparken ook nog een grote culturele waarde omdat ze generaties lang als waardevol werden gezien (de Alkmaarder Hout gaat nota bene terug op 1607). Ik hoop van harte dat de Alkmaarse politiek een andere oplossing gaat vinden voor het ziekenhuis, want kap van de Hout is echt een heel slecht idee.

Ook in de wetenschap is de studie van de stadse ecologie een populair onderwerp geworden. Elke stad heeft wel een stadsecoloog in dienst en voorziet in een natuurwandeling die je in contact brengt met biologische bijzonderheden. Remco Daalder werkt als stadsbioloog voor de gemeente Amsterdam en heeft een aantal magnifieke boeken geschreven over dieren in de stad. Dick de Vos heeft hetzelfde gedaan voor de stad Leiden.

Waarom lijken zoveel dieren het naar hun zin te hebben in een urbane omgeving, die toch vaak stenig, lawaaierig en rommelig is? Misschien juist wel omdat het stenig, lawaaierig en rommelig is. Het platteland is aangeharkt en platgestreken. Slingerende sloten zijn gedempt of rechtgetrokken. Kleine landschapselementen zoals heggen, geriefbosjes, hooiklampen en houten hekken, onbeheerde slootkanten en rommelterreinen zijn verdwenen. Alleen dieren die houden van grootschaligheid zoals ganzen gedijen er. Deze trends zijn al jaren geleden door biologen gesignaleerd maar het is moeilijk er iets aan te doen. Je wilt niet de boerenbedrijven en akkerbouwers wegjagen. Behoud van het open Hollandse landschap is gebaat bij een rendabele bedrijfsvoering door de landbouw. Maar de kringlooplandbouw die minister Carola Schouten in juni bepleitte is voorshands een nogal vaag idee. Er moeten hoognodig knopen worden doorgehakt maar het zal wel uitdraaien op polderen en dat kost tijd.

Intussen vluchten de dieren naar de groene oases in de stad. Interessant is dat ze zich daarbij aanpassen aan hun nieuwe omgeving. Het is zelfs in veel gevallen te zien als een evolutieproces, zoals Menno Schilthuizen zo mooi beschreven heeft in zijn boek “Darwin in de stad”. Maar om die biodiversiteit een kans te geven moet je juist het groen in de stad beschermen. Alkmaar, laat bij jullie de victorie beginnen, net als in 1573.