Vis kweken zonder de valkuilen van de bio-industrie

Omdat ik lid was van een sollicitatiecommissie die voor Wageningen Universiteit een nieuwe hoogleraar Visserij en Viskweek zoekt, oriënteerde ik me een beetje op de viskweek, ook wel genoemd aquacultuur. Ik weet uit de dierkunde dat het kweken van vis een behoorlijk efficiënte manier is om eiwit te genereren. Het wordt vaak uitgedrukt in een getal: hoeveel kilo voer heb je nodig om een kilo dier te maken? Voor koeien is het getal ongeveer 6, voor varkens 4, voor kippen 2, maar voor vissen niet meer dan 1,5, tot zelfs 1. Dat betekent dat je met één kilo voer één kilo vis kunt kweken, terwijl je zes kilo voer nodig hebt om één kilo koe te krijgen. Een van de oorzaken van de hoge efficiëntie van vissen is dat ze koudbloedig zijn; ze hebben geen voer nodig om hun lichaam warm te houden zoals wij. En de efficiëntie hangt natuurlijk af van het type voer dat de dieren eten. Een vleesetende vis zoals zalm kan erg efficiënt zijn omdat zijn voer uit dierlijk eiwit bestaat en er dus al een deel van de voedselketen aan vooraf gegaan is. Een koe die leeft van gras en een schaap dat stro te eten krijgt zijn veel minder efficiënt.

Ondanks deze kanttekeningen kan het kweken van vis toch een grote bijdrage leveren aan de groeiende eiwitbehoefte van de wereldbevolking. De wereldbevolking zal waarschijnlijk pas stabiliseren in het jaar 2050 en dan een omvang bereikt hebben van 12 miljard, bijna twee keer zoveel als nu. We moeten nog maar afwachten of het daarbij blijft, want geen enkel ontwikkelingsland met een snel groeiende bevolking heeft een beleid gericht op het afremmen van de groei. Sommige landen lijken zelfs het krijgen van kinderen als een soort politiek-economisch instrument te stimuleren. Iedereen denkt dat de groei vanzelf zal afvlakken, dat met het stijgen van de welvaart ook het geboortecijfer omlaag zal gaan, maar het duurt nog een hele tijd voor het zover is en de vraag is of de maatschappij al niet eerder ontwricht is door honger, oorlogen en massamigraties.

Maar het helpt ook niet om stil te zitten. We zullen we de wereldbevolking moeten voeden met een hogere landbouwproductie, vooral in de derde wereld, waarbij viskweek een bijdrage kan leveren. De visvangst in het wild groeit haast niet meer omdat de productiecapaciteit aan zijn maximum zit en veel meren en zeeën leeggevist zijn, dus we moeten het hebben van kweekvis. De productie moet in de komende vijftien jaar verdubbelen, is de ambitie. Grote bassins op het land, waarbij je het water continu kunt verversen en het afvalwater biologisch kunt filtreren worden gezien als de beste oplossing. In ieder geval zijn zulke systemen minder bezwaarlijk dan kooien in het open water, waarin de uitwerpselen van de vissen de omgeving vervuilen.

Op dit moment is de aquacultuur vooral beperkt tot snelgroeiende zoetwatervissen zoals tilapia, karper, forel en meerval. Voor het zoute water is zalm een bekende soort die op zeer grote schaal gekweekt wordt. Ook wordt tegenwoordig veel verwacht van geelstaart-koningsvis, een delicatessevis die iets weg heeft van tonijn.

Maar het punt is, als je veel dieren in een kleine ruimte bij elkaar wilt houden krijg je dezelfde problemen als met de bio-industrie, namelijk uitbraken van ziektes en vragen rond slacht en dierenwelzijn. Op dit moment is het verlies door ziektes in de viskweek al 20%. Moet je de dieren vaccineren, of moet je bestrijdingsmiddelen aan het water toevoegen?

De kunst zal zijn om het volume kweekvis te verdubbelen zonder in de valkuilen van de bio-industrie te stappen. Omdat we pas aan het begin staan lijkt dat ook goed mogelijk. De boodschap voor de nieuwe hoogleraar in Wageningen is duidelijk: werk aan een duurzame aquacultuur.