Vraagtekens bij de fluorchemie

“We moeten toe naar een andere manier van eieren bakken”, zei ik in de vergadering. “Een beetje aanbakken moet je niet erg vinden”. Ik ben lid van een vereniging van gepensioneerde milieuwetenschappers, een groepje van een man of acht (vrouwen hebben zich nog niet gemeld) die in hun werkzame leven veel gedaan hebben aan de risicobeoordeling van milieugevaarlijke stoffen. We kunnen ons verleden nog niet vergeten en komen af en toe naar buiten met wijze oordelen over het een en ander. We doen soms een klein projectje, waarmee we geld verdienen wat gebruikt wordt om naar een congres te gaan en daar onze mening te geven: “Wij, gepensioneerde milieuwetenschappers vinden er dit van”. Jongere wetenschappers zijn vaak gevangen in de waan van de dag, wij bekijken het van een afstandje en geven een oordeel als waren we Salomon.

Afgelopen keer hadden we het over door de mens gemaakte stoffen die zo persistent zijn dat ze vrijwel “voor eeuwig” onder ons blijven. De vraag is of je zulke stoffen wel wilt maken, ook al is het nog zo handig. De klassieke voorbeelden zijn natuurlijk de vele polymeren waarvan plastic gemaakt wordt. Die stoffen worden gemaakt om persistent te zijn, daarom is plastic ook zo handig, maar de vraag is of je er honderden jaren mee opgescheept wilt zitten. Plastic heeft ook nog het nadeel dat het verkruimelt tot heel kleine deeltjes die schadelijke biologische effecten kunnen hebben. Maar ook als ze die niet hebben: wil je sowieso niet af van synthetische stoffen die niet meer afbreken?

De Europese Unie wil ervan af. Stoffen die niet afgebroken worden in de natuur moeten helemaal verboden worden, ook al zijn ze niet direct giftig. Ze verspreiden zich namelijk over de hele aarde, van de poolstreken tot de tropen, in alle oceanen, in bodems en sedimenten, in voedselketens, landbouwproducten en het menselijk lichaam, overal blijven ze hangen.

De wetenschappelijke vraag die we op tafel hadden was: hoe beoordeel je de persistentie van een stof? Daar zijn methodes voor, in gebruik door de EU, maar die zijn nogal primitief. Het kan veel beter. Je moet rekening houden met de media waarin de stof terecht komt. Een stof kan namelijk vreselijk persistent zijn in de bodem, matig in water en goed afbreekbaar in de lucht. Hoe ga je hiermee om als een chemische industrie een stof aanmeldt voor toelating op de markt? Wij hebben daarvoor een paar mooie wiskundige formules ontwikkeld die we omzetten in een handige tool voor de ambtenaren. Uit een eerste berekening blijkt dat er tientallen stoffen zijn die nu toegelaten zijn omdat ze in water weinig persistent zijn, maar volgens onze formules in het milieu als geheel veel te persistent zijn en eigenlijk verboden moeten worden.

Een voorbeeld is de discussie over PFAS. Dit is een verzamelnaam voor een groot aantal stoffen die met elkaar gemeen hebben dat ze zowel fluor als koolstof bevatten. En de chemici weten dat de binding tussen fluor en koolstof extreem sterk is. Dat maakt de stof zeer inert: hij kan overal tegen: schrobben, schuren, verhitten, bevriezen: het maakt allemaal niks uit. Vandaar dat koolstof-fluor-verbindingen zo goed zijn als antiaanbaklaag, het welbekende teflon. Maar juist omdat de stof zo inert is, verdwijnt het niet meer uit het milieu. Een extra probleem is dat bij de productie van teflon een aantal behoorlijk giftige chemicaliën als tussenproducten komen kijken. Veel van die stoffen zijn mobiel, ze verspreiden zich in water en worden opgenomen door planten. Dat zijn de stoffen waarover de mensen in de omgeving van de Chemours-fabriek in Dordrecht zich zorgen maken, en terecht.

Mijn standpunt is daarom: we moeten af van de hele fluorchemie. Eieren bakken in een teflonloze koekenpan is nog maar de eerste stap. Koolstof-fluorverbindingen hebben een groot aantal toepassingen, o.a. als brandvertragers, in warmtepompen, in medische apparatuur, in consumentenelektronica, enz. We zijn ervan afhankelijk geworden en dat is geen goede zaak. Het zal nog veel tijd kosten om voor alle toepassingen goede alternatieven te ontwikkelen. De gepensioneerde milieuwetenschapper blijft daar om roepen.