Wormvormig aanhangsel is geen rudimentair orgaan

Bij een lezing afgelopen week stelde ik aan het begin het publiek de vraag: welk orgaan van het menselijk lichaam wilt u dat ik behandel? Ik ben namelijk bezig met een boek “Evolutie van het menselijk lichaam in 50 korte verhalen”. Ik behandel 50 organen, van tenen tot ogen, van dijbeen tot zwezerik, van scrotum tot strottenhoofd. Welke dieren hebben ook zo’n orgaan, wanneer is het ontstaan, hoe is het in de loop van de evolutie veranderd en hoe werkt het nu? Over elk orgaan ongeveer vier bladzijden, met een anatomische tekening, dat is het idee. Ik heb nu 18 organen af, nog 32 te gaan.

Het publiek was natuurlijk niet voorbereid op mijn vraag, dus ik heb zelf een orgaan gekozen: de blindedarm en het wormvormig aanhangsel. Dat orgaan speelt namelijk een belangrijke rol in allerlei discussies over evolutie en er zijn ook veel misverstanden over. De blindedarm is een zakvormig aanhangsel van het darmkanaal, een doodlopend stukje darm (vandaar “blind”), op de overgang van de dunne darm naar de dikke darm. Aan de blindedarm hangt een wormvormig sliertje, genaamd appendix. Als je een “blindedarmontsteking” hebt, is dat geen ontsteking van de blindedarm maar van de appendix. Al sinds de achttiende eeuw is bekend dat de appendix gemakkelijk weggehaald kan worden; de patiënt leeft vrolijk door. Kennelijk vervult dat sliertje geen biologische functie. Het wordt beschouwd als een rudimentair orgaan: een orgaan dat we hebben omdat onze voorouders het hadden, dat bij onze voorouders groter was en wel een functie had, maar als verschrompeld overblijfsel nog getuigt van het feit dat ons lichaam is geëvolueerd.

Dit verhaal wordt ook verteld door Charles Darwin in zijn boek “De afstamming van de mens”. Hij schaart de appendix onder de organen (met de verstandskies, de oorspieren en nog een aantal) die bewijzen dat er evolutie is geweest. Volgens Darwin hadden onze voorouders wel een grote blindedarm, die nodig was om vezels uit planten te kunnen verteren. Maar de mens is later, net als de mensapen, meer vruchten gaan eten, die gemakkelijker te verteren zijn. De grote blindedarm werd onnodig, het uiteinde verschrompelde tot een sliertje.

Dit verhaal is vervolgens meer dan 100 jaar herhaald, maar het klopt niet. Dat blijkt uit onderzoek van de Amerikaanse anatoom Heather Smith van Midwestern University. Zij heeft in een mooie reeks artikelen aangetoond dat, als je alle zoogdieren vergelijkt, er helemaal geen verband is tussen het hebben van een appendix en de voedingswijze. Dat verband is er wel met de lengte van de hele darm: vleeseters hebben een kortere darm dan planteneters. Wij als mens hebben een darm ter lengte van een omnivoor, zoals een varken. En bovendien blijkt: hoe kleiner de blindedarm, hoe kleiner de appendix (je zou het omkeerde verwachten als de appendix een verschrompeld stukje blindedarm is). En de appendix is bij de zoogdieren meerdere keren ontstaan en ook weer verloren gegaan. In plaats van een rudimentair orgaan lijkt de appendix eerder een orgaan dat evolueert wanneer het nodig is.

Ook uit experimenteel onderzoek met muizen blijkt dat de appendix wel degelijk een functie heeft. Het doet dienst als schuilplaats voor darmbacteriën. Bij een darminfectie kan een flink deel van de darmflora verdwijnen. Dat kan weer worden aangevuld via de voeding, maar een deel van de bacteriën komt uit de appendix. In dat sliertje loopt een smal kanaal, waar vele goede bacteriën zich schuilhouden. Ze hebben geen last van de infectie ze kunnen de darm herkoloniseren als de ellende voorbij is.

De appendix is helemaal geen rudimentair orgaan. We kunnen zonder, maar met meer darmproblemen na een infectie. Ik vond dit verhaal, van de achttien die ik nu af heb, wel aardig om te vertellen. Onder het grote publiek is het gebruikelijk om Darwin als een alleswetend orakel te beschouwen, maar Darwin was ook gewoon iemand die voortbouwde op de (beperkte) inzichten van zijn tijd.