Midas Dekkers

Midas is natuurlijk bij uitstek het voorbeeld van een schrijvende bioloog. Hij schrijft zo smeuïg over allerlei onderwerpen in de biologie dat je zeker weet dat elk nieuw boek van zijn hand weer een genot is om te lezen. Zo ook zijn nieuwste boek, “De kleine verlossing of de lust van ontlasting”, dat helemaal handelt over poep.

Midas vraagt aandacht, niet alleen voor de kwaliteit van poep op zich, maar ook voor het poepen als proces. Hij beschrijft het als een kleine verlossing. Denk aan een stuk zeep dat langzaam door je samengeknepen handen glijdt en met een zucht van verlichting uiteindelijk ontsnapt, waarbij het beloningscentrum in de hersenen wordt geactiveerd. Dat is poepen. Het is minder intensief als het klaarkomen van de seks, maar het komt toch soms in de buurt, volgens Midas, als je het lang hebt weten op te houden, erg naar verlossing verlangt en het zaakje er vervolgens heerlijk glijdend uit komt.

Ook verbaast Midas zich erover dat het poepen altijd in afzondering gebeurt. Het duo-toilet dat we kennen uit Sotsji (twee toiletpotten in één badkamer, naast elkaar, zonder scheidingswand) was niet voor niks bijzonder. Of dit een gewoonte is van een plaatselijke volksstam in de Kaukasus, of een grap van de aannemer, daar ben ik niet achter gekomen, maar het feit dat het duo-toilet wereldwijde aandacht trok laat zien hoe Midas Dekkers gelijk heeft: poepen doe je alleen. Gezellig met zijn tweeën poepen op een Sotsji-toilet is een perversie.

Volgens Midas is de afzondering bij het poepen een vorm van aangeleerd gedrag. Er is geen biologische verklaring voor, want geen enkele diersoort heeft een probleem met het poepen in groepsverband.

Toch zocht ik bij Midas tevergeefs naar informatie over de fysiologie van het poepen. Ik moest denken aan een ander boek, van Heinrich Böll, “Groepsfoto met dame”. De hoofdfiguur is een vrouw die op een nonneninternaat gezeten heeft. De hoofdzuster van dat internaat had een mateloze belangstelling voor het poepen van de meisjes; ze leerde ze papierloos poepen. Door langdurige training kregen de leerlingen zoveel controle over de spieren van hun onderlijf dat ze uiteindelijk een grote boodschap in de WC konden deponeren zonder dat hun achterste met de uitwerpselen besmet werd. Dat lijkt me zo makkelijk! Denk aan het toilet in de trein of in een tropisch land waar het toiletpapier vaak ontbreekt.

Maar hoe kregen de meiden dat voor elkaar? Wij biologen weten dat in de bekkenbodem vier spieren liggen die vastzitten aan het staartbeen, het schaambeen en het zitbeen, en met elkaar de organen van het onderlijf dragen en bijdragen aan de buikpers. Ze worden geïnnerveerd vanuit een zenuwcomplex tegen het heiligbeen. Dan heb je aan elke kant nog drie bilspieren, de grote, de kleine en de middelste. Dus om het poepen tot in de puntjes te beheersen moet je zeven spieren onder controle krijgen. Hoe dat moet, daar kon Midas me geen antwoord op geven. Als ik het echt wil weten moet ik naar een bekkenbodemfysiotherapeut ben ik bang, maar dat doe ik niet want daar ben ik te schijterig voor.