Vladimir Nabokov
“Een goede avond om te motten”, zo vertaal ik de zin, maar in het Nederlands komt de woordspeling niet goed over. Vladimir Nabokov schrijft: “A good night for mothing”. In de inleiding die hij later aan de roman heeft toegevoegd vertelt hij erbij dat hij moeite had de corrector er van te overtuigen dat het geen spelfout was. Die m moet toch een n zijn? Nee dus.
Zo’n zin is alleen goed aan te voelen als je schrijver bent èn bioloog, en bovendien houdt van woordspelingen. Een bioloog van de VU begrijpt precies wat er bedoeld wordt, want die heeft aan het eind van het eerste jaar de cursus Inleiding Ecologisch Veldwerk gevolgd. Ik ben jaloers op die studenten.
Twang! Daar vliegt het groot avondrood tegen het fel verlichte laken, ’s avonds bij het motten in de Millingerwaard. De mooiste mot die je ooit gezien hebt! Niet alleen een joekel van een beest, maar met die roze ondervleugels ook heel spectaculair en tegelijkertijd ontroerend. Als je het groot avondrood gezien hebt wil je de rest van de nacht alleen nog maar in de armen van je vriend naar de sterren staren.
Vladimir Nabokov is een van de allerbeste schrijvers van de 20e eeuw, als je houdt van stijlfiguren en subtiele woordgrappen. Hij is vooral bekend vanwege zijn roman “Lolita”, een meesterwerk in dubbele bodems en verstopte verwijzingen, maar naast Lolita heeft hij een hele rij andere boeken geschreven. Maar misschien houd ik vooral van Nabokov omdat hij ook bioloog was. Hij had een voorliefde voor insecten, en vooral voor vlinders. Hij deed taxonomisch onderzoek aan blauwtjes en beschreef enkele nieuwe soorten. Op verschillende plaatsen in zijn boeken komen pijlstaartvlinders voor, de groep waartoe ook het avondrood behoort. De doodshoofdvlinder, die figureert in de film “Silence of the Lambs” is ook een pijlstaart. Nabokov gebruikt in zijn boeken vaak een vlinder om zijn eigen aanwezigheid aan te kondigen. Het is een typische nabokoviaanse truc: de schrijver schrijft het verhaal maar stapt er ook in en bemoeit zich actief met het verloop.
De zin aan het begin van deze column is de laatste uit de roman “Bend Sinister”. Het boek gaat over Adam Krug, die een ongelukkig leven lijdt omdat zijn vrouw Olga overleden is. Hij kan het verlies niet verwerken en weet niet hoe hij het zijn zoon David moet vertellen. Ondertussen wordt hij voortdurend lastig gevallen door het dictatoriale regime dat gedomineerd wordt door de “Average Man” partij onder leiding van zijn oude klasgenoot Paduk, aan wie hij altijd al een hekel had. Zijn zoon David wordt uiteindelijk opgepakt. Olga, hoewel dood, blijft voortdurend terugkomen, in allerlei gedaantes, meestal als iets met roze. Tegen het eind van het boek wordt Krug gek, maar de schrijver krijgt medelijden met de hoofdpersoon en redt hem uit het verhaal door Olga als groot avondrood op hem af te sturen. Kom, we gaan een avondje motten.