Als de verlossing nabij is

Bij de koorrepetitie leerde ik een nieuw muzikaal begrip: een dissonant die oplost. Of “dissonant” nu gewoon een deftig woord is voor “vals“, of dat het technisch gesproken iets anders is dan een vals akkoord, daar wil ik van af zijn; ik heb niet echt verstand van muziek begrijpt u. Maar wat ik wel aanvoel: een dissonant die oplost is juist mooi. De ietwat valse samenklank wordt gevolgd door een melodisch vervolg dat juist door die eerdere wringende noten des te mooier is. Het schijnt dat verschillende componisten, o.a. de grote Bach, dit middel inzetten om het drama of de spanning van een bepaalde passage te onderstrepen om daar vervolgens een draai aan te geven die tot ontroering leidt.

Ik moest onmiddellijk denken – hopelijk vergeeft u me de vergelijking – aan de manier waarop Midas Dekkers het poepen beschrijft, in zijn boek “De kleine verlossing of de lust van ontlasten” uit 2014. Hij refereert aan een stuk natte zeep dat je in je handen houdt, en dat langzaam maar zeker, als het ware met een zucht van verlichting, tussen je handen wegglijdt. Daarbij wordt het beloningscentrum van je hersenen gestimuleerd, een gebied dat de biologen kennen als de nucleus accumbens.

Hetzelfde hersengebied is ook verantwoordelijk voor de intens plezierige gevoelens die mensen ervaren bij seks, lekker eten en de inname van sterke genotsmiddelen. Omdat je weet dat je beloond wordt ga je dat gedrag uitvoeren, voilà de biologische betekenis van niet alleen verslaving aan seks, copieus eten en heroïne, maar ook van zoiets moois als verliefdheid. Omdat het gedrag biologisch voordelig is wordt het beloond en daardoor behouden in de evolutie en met eindeloos veel variaties uitvergroot door de cultuur.

Dat genotsmiddelen en seksuele activiteit de nucleus accumbens stimuleren is welbekend, maar dat je ook een muzikaal verschijnsel als een oplossende dissonant op deze manier kunt beschouwen ligt misschien minder voor de hand. Maar toch zijn veel gedragingen van de moderne mens op deze manier te verklaren. Denk bijvoorbeeld aan de afloop van boeken en films. In het verhaal gebeuren allerlei akelige dingen; iemand raakt zijn geliefde kwijt, of hij raakt ver van huis en op het verkeerde pad, of er wordt een jong meisje verkracht, maar het boek of de film zou niet geslaagd zijn zonder dat de geliefden herenigd worden, de verloren zoon terugkeert naar huis en de dader van de verkrachting gepakt en gestraft wordt. Een film die niet op deze manier eindigt noemen we letterlijk onbevredigend. Het vereist de hand van een meester als Shakespeare om een toneelstuk te schrijven zoals Romeo en Julia dat niet goed afloopt en toch mooi is en indruk maakt op het publiek.

Ook de schoonheid van architectonische wereldwonderen zit hem voor een deel in de moeite die je moet doen om ze te bereiken. Als de Borobudur om de hoek lag was hij niet zo mooi. Nee, je moet er tien uur voor in een vliegtuig zitten en vervolgens een ongemakkelijke busrit maken, voordat je de tempel in al zijn pracht kunt aanschouwen, je nucleus accumbens tot en met gestimuleerd wordt en de tranen over je wangen rollen van ontroering. Om dezelfde reden is de jankende gitaarsolo van John Fogerty in “I put a spell on you” des te mooier omdat je na het gejank verlost wordt met een bevrijdende terugkeer naar het thema.

En waarom stellen mensen hun taken uit tot morgen, terwijl ze weten dat ze vandaag gedaan moeten worden? Misschien omdat de uitvoering van de taak meer bevrediging geeft als ze op het laatste nippertje toch lukt. Uitstellen van bevrediging is een beproefde techniek die het genot verhoogt. Zoals de dissonant de schoonheid van de consonant versterkt komt na de procrastinatie de verlossing.